Raad van Discipline Amsterdam, 4 december 2006

(mrs. Van der Molen, Van den Berg, De Groot, Remme, Voorhoeve)

 

Het klachtrecht komt slechts toe aan degenen wier belang door het gewraakte handelen van de advocaat is geschaad of wier functie meebrengt, dat zij een bijzonder belang hebben bij het weren of beteugelen van misslagen door advocaten.

– Art. 46 Advocatenwet

– Gedragsregel 2 lid 1 (6 Tuchtprocesrecht)

 

De klacht

De klacht houdt kort gezegd in dat mr. X in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 2 lid 1 en bijbehorende toelichting door als advocaat op te treden voor de werkgever van klager, een stichting waarvan klager bestuurslid is.

 

Overwegingen van de raad

Als uitgangspunt geldt dat Gedragsregel 2 lid 1 bedoeld is ter bescherming van de belangen van de cliënt. Slechts in bijzondere gevallen kunnen ook nietcliënten klagen over handelen in strijd met voornoemd artikel. Voor de ontvankelijkheid van de klacht is vereist dat klager belang heeft bij zijn klacht. Niet voldoende is dat klager stelt of bedoelt het algemeen belang te dienen dat ermee gebaat is dat advocaten zich aan de voor hen geldende normen houden. De behartiging van het algemeen belang te dezen is toevertrouwd aan de deken. Het klachtrecht komt slechts toe aan degenen wier belang door het gewraakt handelen van de advocaat is geschaad of wier functie medebrengt, dat zij een bijzonder belang hebben bij het weren of beteugelen van misslagen door advocaten (Hof van Discipline 16 november 1970, Advocatenblad 1972, p. 154). Klager heeft onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat hij als wederpartij van de cliënt van mr. X in deze tuchtrechtelijke procedure als belanghebbende bij de onderhavige klacht kan worden beschouwd; van bijzondere omstandigheden op grond waarvan klager ten deze een klachtrecht toekomt, is de raad niet gebleken.

 

Volgt

Verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Download artikel als PDF

Advertentie