Hof van Discipline, 12 januari 2007
(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, De Leeuw en Balkema)
Raad van Discipline, Amsterdam 27 juni 2006
(mrs. Van Bennekom, Van den Berg, De Groot, Hamer en De Regt)
Het willens en wetens onjuist invullen van een periodiek stageverslag (waaronder een bewuste poging tot misleiding ten aanzien van de ondertekening door de patroon) vormt een zeer ernstige inbreuk op het vertrouwen dat derden moeten kunnen ontlenen aan van advocaten afkomstige mededelingen. Bewijs niet te beschikken over de vereiste integriteit. Schrapping als tuchtrechtelijke maatregel terwijl de advocaat zichzelf al van het tableau heeft laten schrappen.
– Advocatenwet art. 46
– Gedragsregel 1 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
Het bezwaar
De procedure wordt ingeleid met een dekenbezwaar. Dat houdt in dat mr. X een stageverslag heeft ingevuld en ondertekend, als ware het een ondertekend verslag van zijn patroon, waardoor mr. X naar het oordeel van de deken valsheid in geschrifte heeft gepleegd (onderdeel 1); voorts heeft mr. X in strijd met de waarheid in het stageverslag verklaard dat het certificaat van de Beroepsopleiding behaald zou zijn in april 2005 (onderdeel 2).
Feiten
Mr. X is beëdigd in augustus 2003. Tot april 2006 is mr. X in loondienst geweest bij het advocatenkantoor Z. Mr. X heeft in februari 2006 een periodiek stageverslag aan de Raad van Toezicht over de periode april 2005 tot februari 2006 zonder overleg met zijn patroon zelf ingevuld en ondertekend. Bij de ondertekening heeft mr. X bij de keuzemogelijkheid ‘patroon/feitelijk begeleider’ de woorden ‘feitelijk begeleider’ doorgehaald.
Mr. X heeft onder vraag 26 van het verslag, welke vraag betrekking heeft op de ‘stand van zaken beroepsopleiding e.a.’ ingevuld dat hij het certificaat Beroepsopleiding had ‘behaald’ (in) ‘april 2005’. Bij het verwerken van het stageverslag heeft een medewerkster van het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z bemerkt dat mr. X, anders dan in het verslag was opgenomen, twee in het kader van de Beroepsopleiding te behalen tentamens nog niet had behaald. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de adjunct-secretaris telefonisch contact gezocht met mr. X en hem de onjuiste mededeling uit het stageverslag voorgehouden. Mr. X heeft hierop gereageerd met de mededeling dat er sprake was van een ‘kennelijke verschrijving’. Uit telefonisch contact van de adjunct-secretaris met het kantoor van mr. X bleek dat men bij het kantoor in de veronderstelling verkeerde dat mr. X zijn ‘beroepsopleiding had afgerond’. Naar aanleiding van het telefonisch contact van de adjunct-secretaris met het kantoor van mr. X heeft op dezelfde datum, 17 februari 2006, een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van mr. X. In het in maart 2006 van die bespreking opgemaakt verslag staat onder meer het volgende vermeld: ‘Mr. X wordt gevraagd of het juist is dat hij de beroepsopleiding, anders dan het verslag vermeldt, inderdaad nog niet heeft afgerond.
Mr. X bevestigt dat hij nog twee examens
moest afleggen. Gevraagd wordt aan mr. X wat hij dan nog niet gehaald heeft. Hierna blijkt dat hij belastingrecht tweemaal niet heeft gehaald en jaarrekening lezen nog nooit heeft gedaan. Mr. X wordt gevraagd waarom hij het formulier onjuist heeft ingevuld. Mr. X reageert door te verwijzen naar datgene wat hij al met de Orde heeft besproken: het is een kennelijke verschrijving. Hij was er zeker van dat hij het in mei 2006 zou halen. Ingevuld is abusievelijk mei 2005 en ‘behaald’ in plaats van ’te behalen’.’ De arbeidsovereenkomst tussen mr. X en zijn kantoor is per 1 april 2006 met wederzijds goedvinden geëindigd. Mr. X heeft zich ultimo maart 2006 als advocaat laten schrappen.
Beoordeling van de beide onderdelen van het bezwaar
De onderdelen van het bezwaar lenen
zich voor gezamenlijke behandeling. Mr. X heeft het stageverslag willens en wetens onjuist ingevuld en ondertekend. Hij is daarbij zodanig te werk gegaan dat instanties binnen de Orde van Advocaten ervan uit zouden kunnen gaan dat het formulier door de patroon van mr. X was ondertekend.
Hetgeen mr. X te dien aanzien tot zijn verdediging heeft aangevoerd, te weten dat door met zijn eigen handtekening te ondertekenen het wel duidelijk was dat niet de patroon, maar mr. X het stageverslag had ondertekend, treft geen doel. Gelet op de handelwijze van mr. X, die erin heeft bestaan dat hij het begrip ‘feitelijk begeleider’ heeft doorgehaald, waardoor uitsluitend nog de keuzemogelijkheid ‘patroon’ overbleef als degene die het verslag zou ondertekenen, wist mr. X, althans had hij daarmee rekening moeten houden, dat bij derden de indruk zou kunnen ontstaan dat het de patroon van mr. X was die het stageverslag had ondertekend. Ter zitting is gebleken dat mr. X dit risico bewust heeft genomen. Bovendien heeft mr. X het stageverslag op het punt van het behaald hebben van de beroepsopleiding bewust onjuist ingevuld. Mr. X wist immers dat hij in dat kader nog twee examens moest behalen. Met dit gegeven valt niet te rijmen dat mr. X in het stageverslag heeft vermeld dat hij de opleiding reeds had behaald in april 2005. Nadien heeft mr. X in februari 2006, zowel in het telefoongesprek met de adjunct-secretaris als in de bespreking met zijn kantoor, gesteld dat op dit punt sprake was van een ‘kennelijke verschrijving’. Uit het verslag van de bespreking van februari 2006 blijkt dat (ook) het kantoor van mr. X in dit verband van mening is dat er geen sprake kan zijn geweest van een kennelijke verschrijving. Ter zitting van de raad heeft mr. X erkend dat hij daarmee een onjuiste kwalificatie heeft gebruikt. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beide onderdelen van het dekenbezwaar gegrond zijn.
Overwegingen met betrekking tot de op te leggen maatregel
Het onjuist invullen van een stageverslag en dat – bewust – doen op een wijze waarop bij derden de indruk kan ontstaan dat het verslag is ondertekend door de patroon, vormt een zeer ernstige inbreuk op het vertrouwen dat derden moeten kunnen ontlenen aan van advocaten afkomstige mededelingen. De raad acht het bovendien van belang – en tuchtrechtelijk verwijtbaar – dat mr. X ook later niet bij de eerst mogelijke gelegenheid op zijn schreden is teruggekeerd. Met zijn in de kantoorbespreking van medio februari 2006 tot tweemaal toe ingenomen standpunt dat ten aanzien van de beantwoording van vraag 26 van het stageverslag sprake was van een ‘kennelijke verschrijving’ heeft mr. X willens en wetens in zijn handelwijze volhard. Zijn mededeling ter zitting dat hij in dat kader een onjuiste kwalificatie heeft gebezigd, kan hem in dit verband niet baten. Mr. X is er ook ter zitting van de raad niet in geslaagd duidelijk te maken dat hij ten volle de ernst inziet van zijn handelen en mededelingen, zulks in relatie tot de eisen van integriteit die aan het functioneren van een advocaat mogen worden gesteld. Het is om deze redenen dat de raad zal overgaan tot het opleggen van de na te noemen maatregel.
Beslissing
De Raad van Discipline verklaart het bezwaar op beide onderdelen gegrond en legt aan mr. X op de maatregel van schrapping van het tableau.
Behandeling in beroep
In appèl voert mr. X de navolgende grieven aan.
(Eerste grief )
Gelet op de omstandigheden is de maatregel van schrapping van het tableau te zwaar. De relevante omstandigheden zijn de navolgende:
– mr. X heeft als advocaat altijd goed gefunctioneerd;
– een klacht is tot dusverre nooit tegen hem ingediend;
– op het kantoor van zijn patroon had mr. X als zogenoemde zij-instromer al gauw na zijn beëdiging een drukke praktijk die hij moeilijk kon combineren met de beroepsopleiding. Daardoor moest hij de examens uitsmeren over (een groot deel van) zijn stageperiode. Twee nog niet gehaalde examens heeft hij in november 2004 respectievelijk november 2005 moeten uitstellen om redenen die hem niet toe te rekenen waren; – inmiddels was van de zijde van de plaatselijke Orde van Advocaten een formulier voor een stageverslag binnengekomen; in februari 2006 gevolgd door een rappel om dat formulier spoedig in te vullen en terug te sturen. Mr. X raakte in paniek en ging, zoals hij het uitdrukt, lijden aan een tunnelvisie. Nog steeds had hij de twee examens niet gehaald maar zou ze in zijn visie eind maart 2006 – er was dan een mogelijkheid van herkansing – wel met goed gevolg afleggen;
– afgezien van het voorgaande was hij begin 2006 sowieso in een stresssituatie geraakt. Dat had te maken met een aantal privé-omstandigheden
(gezinsuitbreiding; het vooruitzicht dat het dienstverband niet zou worden verlengd). Door de aan mr. X verweten handelwijze zijn de stageen de arbeidsovereenkomst ook nog eens voortijdig, per 1 april 2006, geëindigd. Al deze omstandigheden, aldus mr. X, maken dat hij, ook zonder een tuchtrechtelijke maatregel, al zwaar gestraft is in financieel, emotioneel en ook relationeel opzicht.
Hierbij merkt mr. X voorts op dat wat hij ondanks alles niet heeft gedaan, is veinzen dat het stageverslag door zijn patroon was ondertekend. Hij heeft diens handtekening niet nagemaakt, maar achter het woord ‘patroon’ zijn eigen paraaf geplaatst. Dit zou in zijn visie wel uitkomen, maar als daarover en over de onjuiste vermelding in het stageverslag dat hij de beroepsopleiding had voltooid een gesprek met de Orde zou worden gevoerd, dan zou dat op zo’n tijdstip plaatsvinden dat hij naar waarheid zou kunnen vertellen dat hij inmiddels, eind maart 2006, de laatste twee examens met goed gevolg had afgelegd.
(Tweede grief )
De tweede grief luidt dat mr. X, anders dan de raad heeft overwogen, wel degelijk ten volle de ernst van zijn onjuiste handelwijze inziet.
Tuchtrecht
Beoordeling door het hof
Het hof behandelt de beide grieven tezamen.
Mr. X heeft, zoals de raad terecht heeft overwegen, het stageverslag willens en wetens onjuist ingevuld. Immers, in strijd met de waarheid heeft hij in dat verslag vermeld dat hij het certificaat Beroepsopleiding had behaald (in april 2005). Daarbij had hij de kennelijke bedoeling instanties binnen de Orde van Advocaten te misleiden. Dat geldt, anders dan mr. X blijkbaar meent, ook voor de ondertekening door mr. X van het verslag bij de woorden ‘de patroon’. Het is immers zeer onwaarschijnlijk dat het iemand binnen de Orde zou opvallen dat de handtekening onder het verslag niet die van de patroon van mr. X was. Eigener beweging had mr. X dit alles kunnen opbiechten, maar in plaats daarvan heeft hij, toen één en ander uitkwam, het in strijd met de waarheid vermelden dat hij het certificaat Beroepsopleiding had behaald, aanvankelijk afgedaan als een ‘kennelijke verschrijving’. Met zijn handelwijze heeft mr. X getoond niet te beschikken over de belangrijkste eigenschap van advocaten, namelijk integriteit. De door hem in zijn eerste grief geschetste omstandigheden doen niet af aan dit oordeel en disculperen hem geenszins. Het beroep van advocaat is bepaald niet zonder spanningen en soms zelfs stress; juist dan komt het erop aan de rug recht te houden. Het hof acht daarom het oordeel van de raad juist en zal dit bekrachtigen, ook al heeft mr. X ter zitting van het hof er blijk van gegeven meer dan voorheen de ernst van zijn handelwijze in te zien.
Beslissing
Het hof bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline.