Raad van Discipline Amsterdam 8 oktober 2007
(mrs. Markx, Pannevis, Trap, Van Voorst tot Voorst en Westhoff)
Onbetaald laten (door een advocaat in privéhoedanigheid) van declaraties van andere advocaten; niet reageren op informatieverzoeken van de deken.
– Art. 46 Advocatenwet (2 Wat een behoorlijk advocaat beaamt; 2.2 Bezwaren van de deken; 5 Wat een advocaat betaamt tegenover zijn mede-advocaten; 5.5 Nakoming van financiële verplichtingen; 6 Tuchtprocesrecht)
– Gedragsregels 17, 21 en 37
Feiten
In oktober 2006 heeft een advocaat die mr. X in privé heeft bijgestaan de deken verzocht te bemiddelen tussen hem en mr. X nu laatstgenoemde de declaraties van eerstgenoemde onbetaald laat. Aangezien mr. X na enkele herinneringen van de deken geen reactie heeft gegeven op de brieven van de deken, heeft de deken op 18 december 2006 telefonisch contact opgenomen met mr. X. Mr. X heeft de deken toen meegedeeld dat hij bezig was een financiële regeling te treffen met de bedoeling nog dezelfde week alle uitstaande nota’s te voldoen. Tijdens een persoonlijk onderhoud met de deken op 9 januari 2007 heeft mr. X verzocht de termijn voor betaling te verlengen tot het einde van die maand. De deken heeft vervolgens de voormalige advocaat van mr. X in overweging gegeven even af te wachten. De deken heeft met mr. X een vervolgafspraak gemaakt voor 6 februari 2007. Op 6 februari 2007 heeft de voormalige advocaat van mr. X aangegeven dat hij nog niets had ontvangen, terwijl op diezelfde dag mr. X de advocaat had meegedeeld dat de betaling onderweg was. Op 20 februari 2007 heeft de voormalig advocaat van mr. X de deken bericht dat de declaraties nog niet waren betaald. Bij brieven van 21 februari, 2 maart, 14 maart en 3 april 2007 heeft de deken mr. X verzocht opheldering te verschaffen over de betaling en heeft hij mr. X een dekenbezwaar in het vooruitzicht gesteld. Iedere reactie is uitgebleven. Naast genoemde kwestie heeft bij brief van 4 april 2007 een andere voormalige advocaat van mr. X de deken geinformeerd dat mr. X een aantal van de declaraties van die advocaat onbetaald liet en het had laten aankomen op een procedure waarin hij inmiddels bij verstek was veroordeeld tot betaling. Ook betekening van het vonnis had nog niet tot betaling geleid. Deze advocaat heeft de deken eveneens om bemiddeling gevraagd. De deken heeft mr. X op 16 april 2007 aangeschreven maar mr. X heeft niet gereageerd. Ook op de rappellen van 7 mei en 12 juni 2007 met aankondiging van een dekenbezwaar heeft verweerder niet gereageerd.
Overwegingen raad
De raad stelt voorop dat privégedragingen van een advocaat, waaronder het onbetaald laten van een vordering of het niet-voldoen aan een vonnis, in het algemeen niet voor tuchtrechtelijke beoordeling in aanmerking komen. Dit kan anders zijn indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. In de onderhavige zaak betreft het het onbetaald laten door mr. X van declaraties van advocaten. Deze advocaten hebben zich ten opzichte van mr. X als collegaadvocaat welwillend gedragen door de deken te vragen bemiddelend op te treden. Mr. X heeft daar niet alleen niet adequaat op gereageerd door niet te betalen; hij heeft ook meerdere door de deken aan hem gegeven kansen om de kwesties behoorlijk af te handelen, onbenut gelaten. Voorts is in dit verband van belang dat mr. X de deken (en de betrokken advocaat) de toezegging heeft gedaan dat één en ander betaald zou worden en zelfs dat betaling onderweg zou zijn. Achteraf zijn deze beweringen van mr. X onjuist gebleken. Op grond van deze omstandigheden is de raad van oordeel dat door het gedrag van mr. X het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad en dat mr. X zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken blijkt de raad genoegzaam dat mr. X zich niet heeft gehouden aan zijn (betalings)- toezeggingen tegenover de deken en de wederpartij en dat hij niet heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken om informatie of opheldering van de deken. De raad neemt hierbij in aanmerking dat de deken de hem in de Advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) niet naar behoren kan vervullen, indien de advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds te reageren op verzoeken van de deken. De raad acht de maatregel van berisping passend en geboden.
Beslissing raad
Verklaart de bezwaren gegrond en legt de maatregel van berisping op.