Hof van Discipline 21 september 2007

(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, Boele en Renckens)

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage 4 december 2006

(mrs. Holtrop, Borsboom, Maat, Nijhuis en Van Nispen tot Sevenaer)

 

Als regel geldt dat de advocaat zich niet met de behartiging van de belangen van twee partijen mag belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is.

– Art. 46 Advocatenwet

– Gedragsregel 7 lid 1 (2.4 Vermijden van belangenconflicten)

 

Feiten

Klager is gehuwd geweest met mevrouw A, hierna te noemen: de vrouw. Vanaf november 2003 heeft mr. X klager en de vrouw bijgestaan ter zake van een echtscheidingsprocedure. De opdracht is aangenomen op basis van een intakeformulier, door klager en de vrouw ingevuld en ondertekend op respectievelijk 21 november 2003 en 28 oktober 2003. Hieraan voorafgaande hebben klager en de vrouw in onderling overleg een overeenkomst ten behoeve van hun te regelen echtscheiding getekend op 9 oktober 2003/15 oktober 2003, hierna te noemen: de voorovereenkomst. Mr. X heeft, naar aanleiding van een verzoek van klager en/of de vrouw, de gesprekken met klager dan wel de vrouw afzonderlijk gevoerd. Tijdens een gesprek met de vrouw heeft mr. X telefonisch contact opgenomen met klager. Mr. X heeft ten behoeve van zijn cliënten een scheidingsovereenkomst opgesteld, die door de vrouw is getekend op 17 februari 2004 en door klager op 22 februari 2004. De overeenkomst is door mr. X als advocaat getekend op 26 februari 2004. Deze overeenkomst wordt hierna aangeduid als de scheidingsovereenkomst. In de scheidingsovereenkomst is onder het hoofd ‘verdeling van de gemeenschappelijke goederen’ ondermeer de volgende passage opgenomen: ‘Partijen hebben geen behoefte aan een gedetailleerde schriftelijke vastlegging van de verdeling van hun goederen (zijnde zaken en vermogensrechten). Partijen zijn in staat en bereid om dit in onderling overleg verder af te handelen binnen drie maanden na de scheiding zonder tussenkomst van de advocaat die de scheiding heeft behandeld’. De rechtbank heeft op basis van het echtscheidingsverzoek en de scheidingsovereenkomst de echtscheiding uitgesproken. Nadat de echtscheiding voltooid was, heeft de vrouw zich op het standpunt gesteld dat de voorovereenkomst wegens dwaling vernietigbaar was. De vrouw heeft hierover een procedure aangespannen tegen klager. In die procedure zijn klager en de vrouw elk door een andere advocaat dan mr. X bijgestaan. De procedure heeft geleid tot een schikking, getroffen op 18 maart 2005. Ingevolge de schikking dient klager aan de vrouw een bedrag van H 25.000 te betalen in plaats van het in de overeenkomst van oktober 2003 vermelde bedrag van H 8.500. Klager heeft mr. X aansprakelijk gesteld wegens onjuiste belangenbehartiging en heeft uit dien hoofde schadevergoeding gevorderd.

 

Klacht

De klacht houdt in dat mr. X de opdracht onjuist heeft uitgevoerd. Volgens klager had mr. X de opdracht van klager en de vrouw of onmiddellijk moeten teruggeven of deze conform moeten uitvoeren. In de toelichting op de klacht heeft klager onder meer het volgende gesteld. De door beiden ondertekende voorovereenkomst van oktober 2003 was voor klager en de vrouw, althans voor klager, essentieel om vervolgens met een één-advocaatscheiding te kunnen volstaan. Mr. X heeft de opdracht met die voorwaarde aanvaard, maar deze niet, althans anders, uitgevoerd. In een van de eerste gesprekken met de vrouw verklaarde hij haar voor gek dat zij had ingestemd met de in zijn ogen scheve verdeling. De verdeling was scheef, maar dat wilde de vrouw (toen) uitdrukkelijk. Mr. X heeft heimelijk voor een partij, namelijk de vrouw, gewerkt en haar voorgelicht hoe zij, ondanks haar schriftelijk vastgelegde wens, meer geld uit de kwestie kon halen. Mr. X heeft tijdens de procedure slechts enkele malen telefonisch met klager contact gehad. Klager heeft uiteindelijk het door mr. X opgestelde echtscheidingsconvenant getekend omdat hij geen kant meer uit kon en erop vertrouwde dat het convenant samen met de voorovereenkomst naar de rechtbank zou gaan. De scheiding werd echter een feit zonder dat de voorovereenkomst was aangehecht. Daardoor kon de vrouw een beroep doen op dwaling en alsnog terugtreden uit de voorovereenkomst. Dit leidde tot een nieuwe rechtszaak, waarin klager op aanraden van zijn nieuwe advocaat op een hoger bedrag heeft geschikt. Daardoor lijdt hij schade van H 25.000 tot H 30.000.

 

Overwegingen van de raad

Als regel geldt dat de advocaat zich niet met de behartiging van de belangen van twee partijen mag belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is. Dit laatste heeft zich naar het oordeel van de raad in casu voorgedaan. Mr. X heeft de echtscheiding voor beide partijen in behandeling genomen in de wetenschap dat de door de vrouw getekende voorovereenkomst voor haar zeer nadelig was. Mr. X heeft met de vrouw gesproken en haar meegedeeld dat de voorovereenkomst mogelijk nietig of vernietigbaar was en niet het eindstadium behoefde te zijn. Daarmee lag de weg open naar een aantasting door de vrouw van de voorovereenkomst. Daarmee was al vanaf het begin aannemelijk dat tussen partijen een tegenstrijdig belang bestond dan wel zich zou gaan voordoen. Het verweer dat mr. X slechts de echtscheiding in behandeling heeft genomen, treft naar het oordeel van de raad geen doel. Mr. X heeft immers de verdeling mede tot onderwerp van de scheidingsovereenkomst gemaakt door in het echtscheidingsconvenant op te nemen de bepaling vermeld in deze beslissing. Hij deed dat in de wetenschap dat hij de vrouw in feite al geadviseerd had om de voorovereenkomst aan te tasten. Van belang is dat mr. X, bij het dreigende conflict, partijen niet bij zich heeft geroepen om helderheid te geven over zijn bedenkingen en om zo nodig nadere precisering van zijn opdracht te verkrijgen. Het door klager en de vrouw ingevulde intakeformulier biedt onvoldoende grond voor de stelling dat de boedelscheiding zonder twijfel niet tot de opdracht van mr. X behoorde. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat mr. X onjuist heeft gehandeld door de opdracht om voor klager en de vrouw op te treden te aanvaarden en vervolgens niet terug te geven. Mr. X heeft aldus doende niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is derhalve in zoverre gegrond. Voor zover de klacht erop ziet dat mr. X de opdracht onjuist heeft uitgevoerd of, in de visie van klager conform de eerder tussen partijen gesloten overeenkomst had moeten worden uitgevoerd, is deze gezien het voorgaande niet meer van betekenis.

 

Volgt

De raad verklaart de klacht gegrond onder het opleggen van een enkele waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie