Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 7 januari 2008

(mrs. Holtrop, Borsboom, Van der Giessen, Maat en Nijhuis)

Voorzitter Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 31 mei 2007

(mr. Geerdes)

 

In zijn algemeenheid dient de deken geheimhouding te betrachten over hetgeen hij als deken met een hem consulterend advocaat bespreekt.

– Art. 46 Advocatenwet (1.3 Geheimhoudingsplicht)

– Gedragsregels 1 en 6

 

Feiten

Klager treedt op als advocaat van klaagster in een geschil met Y, voor wie mr. Z als advocaat optreedt. Het geschil betreft een onderhandse overeenkomst uit 2004 tussen klaagster en Y, die deze nadien op enig moment niet langer wenst na te komen. Mr. Z heeft op 29 juni 2005 een bespreking met Y over de zaak gevoerd. Naar aanleiding van zijn bevindingen in deze bespreking heeft mr. Z contact opgenomen met mr. X in zijn hoedanigheid van deken voor overleg. Mr. Z heeft vervolgens in een brief aan de officier van justitie zijn bevindingen in de genoemde bespreking medegedeeld. Y is vervolgens op voordracht van de officier van justitie door de kantonrechter onder bewind gesteld. Na de instelling van het bewind heeft mr. Z van de bewindvoerder opdracht gekregen om verweer in de bodemprocedure tegen klaagster te voeren. Klagers verwijten mr. X dat hij regel 1 van de Gedragsregels 1992 heeft geschonden door mr. Z in zijn relatie tot zijn cliënt te adviseren aangaande diens onderbewindstelling. Klagers menen dat mr. X daarmee in zijn hoedanigheid van deken ernstig tekort is geschoten. Voorts verwijten klagers mr. X dat hij mr. Z heeft aangezet tot het schenden van zijn beroepsgeheim en al doende hem te hebben bewogen tot (a) plegen van een misdrijf, te weten het misdrijf aangaande schending van ambtsgeheim zoals vervat in art. 272 van het Wetboek van Strafrecht en (b) overtreding van regel 6 van de Gedragsregels 1992. Ten slotte verwijten klagers mr. X dat door zijn handelwijze de indirecte belangen van de cliënt van mr. Z zijn geschaad gelijk ook indirect klaagster financiële schade is berokkend. Blijkens zijn beslissing is de voorzitter van oordeel dat een deken in zijn algemeenheid behoort te zwijgen over hetgeen hij een hem consulterend advocaat adviseert in zijn hoedanigheid van deken. Bij gebreke van deze vrijheid zou de deken zijn rol als vertrouwenspersoon onvoldoende kunnen waarborgen. Er kan zich wellicht een uitzonderingssituatie op deze hoofdregel voordoen, doch daarvan is in dit geval niet gebleken. De consequentie van het feit dat de deken mag zwijgen, is dat er voor (verdere) tuchtrechtelijke toetsing van zijn handelen geen plaats is. De voorzitter wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. In verzet hebben klagers hun bezwaar tegen het optreden van mr. X gehandhaafd. Het oordeel van de voorzitter brengt volgens klagers mee dat het handelen van de deken de facto buiten het bereik van iedere tuchtrechtelijke controle wordt geplaatst, hetgeen klagers ongewenst vinden.

 

Overwegingen raad

De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht zoals deze door de voorzitter in de bestreden beslissing is gegeven. Ook de raad is van oordeel dat de deken in zijn algemeenheid geheimhouding dient te betrachten over hetgeen de deken met een hem consulterend advocaat bespreekt. In casu is geen omstandigheid gebleken op grond waarvan de deken deze geheimhoudingsplicht had moeten doorbreken.

 

Beslissing raad

Verklaart het verzet ongegrond.

Download artikel als PDF

Advertentie