Hof van Discipline 13 april 2007, nummer 4659
(mrs. Peeperkorn, Driessen-Poortvliet, Mout-Bouwman, Creutzberg en Renckens)
Raad van Discipline Amsterdam 17 juli 2006
(mrs. Van Bennekom, Van den Berg, Doeleman, De Meyere en Rigters)
Uitbreiding van een klacht in hoger beroep is niet toegestaan omdat slechts op door de deken onderzochte en aan de raad voorgelegde klachten kan worden beslist.
Indien de deken een advocaat negatief adviseert, brengt dit nog niet mee dat handelen van de advocaat in strijd met dit advies, zonder meer binnen het bereik van het tuchtrecht valt.
– Advocatenwet art. 46 (2.2 Bezwaren van de Deken; 3.1 Vrijheid van handelen; 6 Tuchtprocesrecht)
– Gedragsregels 1, 22 en 27
Feiten
Mr. X heeft in 2001 als advocaat diverse zaken van klaagster behandeld. De declaraties van mr. X zijn niet door klaagster betaald. De eerste bemoeienissen van de deken dateren uit 2002. Sindsdien is getracht een oplossing te vinden voor betaling van de declaraties door klaagster.
Op 1 maart 2005 deelt mr. X de deken per fax mee dat hij het voornemen heeft om ter incasso van zijn openstaande declaraties derdenbeslag te leggen op goederen, gelden en subsidies. Mr. X verzoekt de deken te verklaren dat de deken, althans de Raad van Toezicht, geen bemoeienis heeft met deze declaraties, omdat het declaraties betreft die voor akkoord zijn getekend door klaagster. Op 22 maart 2005 bericht de deken aan mr. X dat hij geen aanleiding ziet om mr. X positief te adviseren. Ondanks dit negatief advies is mr. X overgegaan tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van klaagster. Voorts heeft hij ter incasso van de declaraties een kort geding tegen klaagster aangespannen. Bij vonnis van 22 juni 2005 is de desbetreffende vordering van mr. X afgewezen en is een door mr. X gelegd beslag opgeheven. Op 17 juni 2005 heeft mr. Y, kantoorgenoot van de advocaat van klaagster, aan mr. X gevraagd een kopie toe te zenden van de diverse dossiers waarin werkzaamheden door mr. X zijn verricht en waarvan mr. X in rechte betaling vordert. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat mr. X in strijd met artikel 46 Advocatenwet: a ondanks een negatief advies van de deken conservatoir beslag heeft gelegd ten laste van klaagster; b heeft geweigerd het dossier van klaagster over te dragen aan de advocaat die zij inmiddels in de arm had genomen.
Overwegingen raad
Gelet op de inhoud van de Gedragsregels 1 en 27 lid 7, dient een advocaat zich terughoudend op te stellen met het treffen van incassomaatregelen ter zake inning van zijn declaraties. De advocaat heeft immers een voorsprong op andere schuldeisers bij zijn (voormalige) cliënten, doordat hij in het algemeen meer informatie heeft over zijn cliënten dan andere schuldeisers. Deze terughoudendheid dient de advocaat des te meer in acht te nemen wanneer de declaratie – zoals in casu – in rechte nog niet is vastgesteld. Dit wordt niet anders nu mr. X stelt dat dit laatste niet van belang is, omdat de betreffende declaraties namens klaagster door een derde waren geaccordeerd. Partijen verschillen immers van mening over de vraag welke betekenis aan dit akkoord toekomt. Conform Gedragsregel 27 lid 7 heeft mr. X overleg gevoerd met de deken over zijn voornemen conservatoir beslag te leggen. De deken heeft hierover negatief geadviseerd. Mr. X dient in een dergelijk geval duidelijk te maken dat hij toch goede gronden had om het conservatoir beslag te doen leggen. Ter zitting heeft mr. X een aantal gronden, niet schriftelijk onderbouwd, aangevoerd. De belangrijkste grond volgens mr. X was om klaagster te bewegen in overleg met hem te treden. Deze grond acht de raad in dit geval niet voldoende om het treffen van conservatoire maatregelen te rechtvaardigen. Het leggen van een beslag acht de raad dan ook tuchtrechtelijk niet aanvaardbaar. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.
Gedragsregel 22 lid 2 bepaalt dat, wanneer een declaratie van een advocaat niet is voldaan en hij zich beroept op zijn retentierecht, de advocaat toch verplicht is het dossier op verzoek van de cliënt aan de opvolgende advocaat af te geven, onder door de deken te stellen voorwaarden. In dit geval heeft de advocaat van klaagster evenwel gevraagd om een kopie van de dossiers om zich te verweren tegen de stellingen van mr. X met betrekking tot de declaraties. De raad acht Gedragsregel 22 lid 2 niet van toepassing op deze situatie.
Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
De beslissing
Onderdeel a van de klacht is gegrond en onderdeel b van de klacht is ongegrond en mr. X wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
Overwegingen hof
Het hoger beroep van mr. X betreft uitsluitend de beslissing van de raad op onderdeel a van de klacht. De kern van de grief van mr. X richt zich tegen de overweging van de raad dat hij duidelijk dient te maken dat hij toch goede gronden had om beslag te leggen en dat de door mr. X ter zitting van de raad aangevoerde grond dat hij klaagster wilde bewegen in overleg met hem te treden, niet voldoende is om het treffen van conservatoire maatregelen te rechtvaardigen. Mr. X stelt dat het dossier van klaagster lange tijd bij de Raad van Toezicht ter inzage heeft gelegen en onderwerp is geweest van diepgaand
onderzoek en beschouwingen. De Raad van Toezicht vond, aldus mr. X, geen reden om tot begroting van zijn declaraties over te gaan omdat deze voor akkoord getekend waren. Behalve met de deken en leden van de Raad van Toezicht, heeft mr. X overleg gepleegd met de gemeente en heeft hij onder meer een andere advocaat en een deurwaarder ingeschakeld om zijn declaraties betaald te krijgen. Toen al deze pogingen niet tot resultaat leidden, heeft mr. X beslag gelegd om een langdurige civiele procedure te vermijden. Mr. X stelt dat hij geen toestemming van de deken nodig had voor het leggen van het beslag en dat hij, alvorens hij tot het leggen van beslag overging, voldoende voorzichtig en terughoudend is geweest. In de antwoordmemorie wordt ingegaan op feiten en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na het kort geding van 24 juni 2005 en wordt aangevoerd dat het hof deze dient te betrekken bij de onderhavige beslissing, omdat de klacht jegens mr. X daarop mede is gericht. Echter, hiermee breidt klaagster haar klacht in hoger beroep uit. Dat is volgens vaste rechtspraak niet toegestaan omdat slechts op door de deken onderzochte en aan de raad voorgelegde klachten kan worden beslist. De door klaagster genoemde feiten en omstandigheden zullen bij de beoordeling van dit hoger beroep dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Gedragsregel 27 lid 7 houdt in dat de advocaat ter zake van een nog niet in rechte vastgestelde vordering van hemzelf op zijn cliënt, geen conservatoire maatregelen treft dan na overleg met de deken. In geval de deken de advocaat negatief adviseert, brengt dit nog niet mee dat handelen van de advocaat in strijd met dit advies zonder meer binnen het bereik van het tuchtrecht valt. Het zal van de omstandigheden van het geval afhangen of de advocaat alsdan met het treffen van conservatoire maatregelen klachtwaardig handelt. De Raad van Toezicht heeft, aldus mr. X, geen reden gezien om zijn declaraties te begroten omdat deze eerder werden geaccordeerd. Voorts blijken er tal van pogingen te zijn geweest om van klaagster in der minne betaling te verkrijgen en zijn daartoe voorstellen aan klaagster gedaan. Geen van deze pogingen heeft tot enig resultaat geleid, waarbij opvalt dat klaagster op redelijke voorstellen niet is ingegaan. Tot slot: gebleken is dat op de dag van het kort geding een executieverkoop ten laste van klaagster heeft plaatsgevonden. Deze omstandigheid ondersteunt de stelling van mr. X dat klaagster slecht van betalen is. Gelet op hiervoor geschetste gang van zaken heeft mr. X sinds 2001 behoedzaamheid betracht alvorens tot beslaglegging over te gaan en heeft hij met het niet-opvolgen van het negatief advies van de deken, zich niet gedragen op de wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. Niet is gebleken dat mr. X bij het leggen van beslag metterdaad een voorsprong op andere schuldeisers van klaagster heeft genomen doordat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van informatie over klaagster over welke andere schuldeisers niet de beschikking hadden.
Het voorgaande betekent dat de beslissing van de raad zal worden vernietigd en dat klachtonderdeel a alsnog ongegrond wordt verklaard.
De beslissing
Vernietigt de beslissing van de raad en verklaart onderdeel a van de klacht alsnog ongegrond.