Raad van Discipline ‘sGravenhage, 3 december 2007

(mrs. Holtrop, Borsboom, Van der Giesen, Maat en Nijhuis)

 

Door mededeling te doen in een civielrechtelijke procedure over het verloop van de mediation tussen zijn cliënt en de klager handelde advocaat in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt.

– Art. 46 Advocatenwet (2 Wat een behoorlijk advocaat betaamt; 2.1 Wat in het algemeen niet betaamt; 3 Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij)

 

Feiten

Mr. Y treedt als advocaat op voor de werknemer in een geschil met diens werkgever, in welk geschil mr. X als advocaat voor de werkgever optreedt. Tussen werknemer en werkgever is een mediationovereenkomst gesloten op 29 maart 2006. Bij brief van 5 april 2007 heeft de mediator laten weten dat een oplossing niet mogelijk bleek, reden waarom de mediation werd beëindigd. Mr. X heeft namens de werkgever op 3 mei 2007 een verzoekschrift ex art. 7:685 BW ingediend bij de Rechtbank ‘s-Gravenhage. Tegen de inhoud van dat – eerste – verzoekschrift heeft mr. Y bezwaar gemaakt met een beroep op de geheimhoudingsclausule, vervat in de mediationovereenkomst, waarop mr. X het verzoekschrift heeft ingetrokken. Op 11 mei 2007 heeft mr. X opnieuw een verzoekschrift ex art. 7:685 BW bij de rechtbank ingediend. In dat tweede verzoekschrift wordt aangaande de mediation het volgende medegedeeld: ‘De mediator heeft begin april 2007 de conclusie getrokken dat voortzetting van de mediation met als doel het bereiken van een oplossing tussen (werkgever) en (werknemer) niet zinvol was. De slotbrief van de mediator van 5 april 2007 wordt overgelegd als Productie 16. (Werknemer) verzet zich tegen openbaarmaking van het verloop van de onder leiding van de mediator gevoerde discussie en ofschoon het verloop van deze discussie voor (werkgever) relevant is in verband met thans gevraagde ontbinding, honoreert zij (werknemers) verzoek tot geheimhouding. (Werkgever) meent overigens dat artikel 21 Rv van hogere orde is, en nodigt (werknemer) in het licht van de in dit artikel gegeven regel uit zijn bezwaar tegen openbaarmaking alsnog prijs te geven.’ Bij brief van 12 mei 2007 dringt mr. Y er bij mr. X op aan het tweede verzoekschrift in te trekken, wederom met een beroep op handelen in strijd met de tussen partijen gesloten mediationovereenkomst. Daaraan geeft mr. X geen gevolg.

 

Klacht

De klacht houdt in dat mr. X in strijd heeft gehandeld met de tussen partijen gesloten mediationovereenkomst door de indiening van het tweede verzoekschrift.

 

Overwegingen raad

Uitgangspunt is dat in de overeenkomst van mediation, die tussen de cliënten van partijen gesloten is, geheimhouding is overeengekomen. De advocaat van een partij bij een dergelijke mediationovereenkomst is, optredende voor zijn cliënt, aan die geheimhouding gebonden. Bij gebreke daarvan zou immers een onwerkbare situatie bestaan, die niet in het belang van de aan mediation deelnemende partijen is. In het tweede verzoekschrift wordt melding gemaakt van de onder leiding van de mediator gevoerde discussie en het verloop daarvan, waarvan mr. X heeft gesteld dat dat verloop voor zijn cliënte, de werkgever, relevant is in verband met de gevraagde ontbinding. Mr. X heeft daarmee een verband gelegd tussen de inhoud van de gevoerde discussie in de mediation en het ontbindingsverzoek van de werkgever. Door de toevoeging dat het verloop relevant is voor het verzoek van de werkgever, wordt de suggestie gewekt dat de cliënt van mr. Y zich in de mediation zodanig heeft opgesteld dat de werkgever er belang bij heeft dat dat in de ontbindingsprocedure bekend wordt. Dit geldt temeer nu mr. X daaraan heeft toegevoegd de misplaatste uitnodiging om de overeengekomen geheimhouding prijs te geven. Op deze wijze wordt mr. X geacht toch mededeling te doen over de inhoud en/of het verloop van de gesprekken in de mediation. Daarom verwerpt de raad het verweer dat in het tweede verzoekschrift geen mededeling is gedaan over de inhoud van de mediation. Door te handelen als vermeld, heeft mr. X de voor de mediation overeengekomen geheimhouding niet gerespecteerd en heeft hij niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De verwijzing van mr. X naar art. 21 Rv doet aan het voorafgaande niet af, nu dit artikel de geheimhouding in mediation niet doorbreekt.

 

Beslissing raad

Verklaart de klacht gegrond en legt als maatregel op een enkele waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie