Hof van Discipline 16 april 2007, nummer 4631

(mrs. Heidinga, Baauw, Balkema, Van Houtum en Van Loo)

Raad van Discipline Leeuwarden 13 juni 2006

(mrs. Meijer, Van Duursen, Hemmes, Verlinden- Masson en Vogelsang)

 

Intimiderende en onoorbare manier van advocaat om klager ertoe te bewegen zijn klacht niet door te zetten. Klachtonderdeel, blijkend uit het dossier, terwijl dit niet voorkomt in de klachtomschrijving van de deken, toch in behandeling genomen.

Advocatenwet art. H (1.4.3 Andere tekortkomingen)

 

Feiten

Het volgende is onder meer komen vast te staan.

Klager heeft zich in december 2003 tot mr. X gewend voor rechtsbijstand in een toen reeds bij de Kantonrechter aanhangige procedure tegen zijn echtgenote. Mr. X heeft in die procedure rechtsbijstand verleend.

Nadat klager bij brief van 8 april 2005 een klacht over mr. X bij de deken had ingediend (door klager toen omschreven als een meningsverschil tussen hem en mr. X ), heeft mr. X bij brief aan de deken van 9 mei 2005 hierop gereageerd. Eveneens bij brief van 9 mei 2005 heeft mr. X aan klager medegedeeld: ‘Door middel van deze brief stel ik u aansprakelijk voor alle schade die ik heb geleden c.q. nog zal lijden ten gevolge van de klacht die u tegen mij heeft ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten. Ik meen dat ik mij op geen enkele wijze heb schuldig gemaakt aan klachtwaardig gedrag en dat u zich met het indienen van de klacht schuldig maakt aan misbruik van recht. Ik behoud mij in dit stadium alle rechten voor, onder andere met betrekking tot de kosten die ik moet maken in verband met het afwikkelen van de door u ingediende klacht.’ Bij verzetschrift en/of ter zitting heeft klager, voor zover hier van belang, nader aangevoerd dat mr. X per brief gedreigd heeft alle kosten van een aanklacht tegen haar op klager te zullen verhalen.

 

Overwegingen van de raad

Het verzet is ontvankelijk, omdat het tijdig is gedaan. Naar aanleiding van het verzet overweegt de raad als volgt. Vast is komen te staan dat mr. X in haar brief van 9 mei 2005 klager aansprakelijk heeft gesteld voor de kosten die zij zou moeten maken in verband met deze klachtzaak. De raad is van oordeel dat het klager vrij stond een klacht in te dienen bij de Raad van Discipline over het optreden van zijn advocaat, nu hij niet tevreden was over de aanpak van de zaak door mr. X. De raad is van oordeel dat het een advocaat niet betaamt om te dreigen de met de klachtzaak samenhangende kosten te verhalen op de klager, zoals mr. X in casu heeft gedaan. Dit is een onoorbare manier om klager te bewegen de klacht in te trekken c.q. niet door te zetten. Mr. X heeft hiermede gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De raad oordeelt dat het hieromtrent door klager nader aangevoerde tot een andere beslissing leidt dan waartoe de voorzitter was gekomen en oordeelt tot gegrondbevinding van deze klacht.

 

Volgt

De raad verklaart het verzet gegrond ten aanzien van het tweede klachtonderdeel van het verzetschrift en legt mr. X een waarschuwing op.

 

De grieven

Mr. X heeft tegen de beslissing van de raad de volgende grieven aangevoerd. 1 Ten onrechte heeft de raad het tweede onderdeel van het verzetschrift gegrond verklaard. Dit onderdeel bevat het door de raad als klachtonderdeel 4 opgevatte verwijt dat mr. X onbehoorlijk heeft gehandeld door aan klager een intimiderende brief te schrijven. Over deze brief heeft klager zich niet beklaagd. De deken heeft het verwijt dan ook niet als klachtonderdeel vermeld in zijn brief aan de raad. Door het tweede onderdeel van het verzetschrift toch te beoordelen en vervolgens gegrond te verklaren is de raad, anders dan zijn voorzitter, getreden buiten (de omschrijving van) de klacht. 2 Ten onrechte heeft de raad mr. X een waarschuwing opgelegd.

 

Overwegingen van het hof

Ten aanzien van grief 1

De deken heeft in zijn brief aan de raad van 11 oktober 2005 de klacht als volgt omschreven:

‘De klacht bestaat uit drie onderdelen:

1 klager zou ten onrechte voor leugenaar zijn uitgemaakt;

2 de advocaat zou de instructie van klager, dat de vrachtauto tijdens de descente aanwezig zou zijn, niet hebben opgevolgd;

3 de declaraties zouden te hoog zijn.’ De voorzitter van de raad heeft in zijn beslissing van 14 november 2005 deze omschrijving van de klacht (behoudens enige wijzigingen van taalkundige aard) overgenomen. De raad heeft de omschrijving van de klacht op deze onderdelen niet gewijzigd en het verzet van klager ten aanzien van deze drie klachtonderdelen (door de raad het eerste onderdeel van het verzetschrift genoemd) verworpen.

In zoverre zijn geen grieven tegen de beslissing van de raad aangevoerd, zodat deze klachtonderdelen geen onderwerp van het geschil in hoger beroep zijn.

Bij brief van 17 mei 2005 heeft klager de deken (onder meer) bericht (sic): ‘Hij [sc. mr. X] heeft mij een boel geld gekost, en wil mij nu ook aansprakelijk stellen van alle te lijden schade van deze aanklacht.’

Bij brief van 13 september 2005 heeft klager in vervolg op zijn brief van 13 juli 2005 de deken (onder meer) bericht: ‘Ik wil mr. X zeer zeker aanklagen bij de Raad van Discipline voor […] het feit dat hij mij een dreigbrief heeft gestuurd dat hij mij aansprakelijk stelt voor alle te maken kosten betreffende deze aanklacht.’ In zijn verzetschrift aan de raad heeft klager (onder meer) aangevoerd (door de raad het tweede onderdeel van het verzetschrift genoemd): ‘Verder heeft mr. X per brief gedreigd alle kosten van een aanklacht tegen haar op mij te verhalen. Volgens mijn advocaat is dit een ernstig delict, en ruikt het naar chantage. Ook dit feit wat ik bij de deken heb neergelegd wordt niet serieus genomen’. In het proces-verbaal van de zitting van de raad van 28 april 2006 is (onder meer) vastgesteld: ‘De voorzitter geeft een samenvatting van de klachten […] Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel voert [de gemachtigde van mr. X, bew.] aan dat mr. X betreurt dat zij dit heeft geschreven. Dat is onhandig geweest en hij biedt namens haar daarvoor excuses aan.’

Het hof overweegt dat klager omtrent het vierde klachtonderdeel wel een klacht bij de deken heeft ingediend, in het bijzonder in zijn voornoemde brieven aan de deken van 13 juli en 13 september 2005 brief aan de deken van 13 september 2005.

Klager heeft in zijn verzetschrift terecht aangevoerd dat de omschrijving van de klacht (door de deken en de voorzitter van de raad) op dit punt onvolledig was. De raad diende vervolgens te onderzoeken op welke onderdelen klager een klacht bij de deken had ingediend en vervolgens de klacht in al haar onderdelen vast te stellen. Terecht heeft de raad onderkend dat klager ook over de verzending van de brief aan hem van 9 mei 2005 een klacht had ingediend en heeft de raad de klacht ook op dat onderdeel (als het vierde klachtonderdeel) behandeld. Aldus is de raad niet buiten de omschrijving van de klacht getreden en faalt grief 1.

Ten aanzien van grief 2

Zoals de raad terecht heeft overwogen,

staat het een cliënt in beginsel vrij tegen zijn advocaat bij de deken een klacht in te dienen, wanneer hij niet tevreden is over de door de advocaat verleende rechtsbijstand. Met de raad is het hof van oordeel dat het een advocaat niet betaamt om te dreigen de in verband met (de verdediging tegen) de klacht gemoeide kosten op zijn cliënt te verhalen. Voor een dergelijk verhaal bestaat in beginsel ook geen rechtsgrond. Feiten of omstandigheden die de onderhavige brief in deze zaak rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. De verzending van deze brief van mr. X aan klager moet worden aangemerkt als een intimiderende en onoorbare manier om klager ertoe te bewegen zijn klacht niet door te zetten. Aldus heeft mr. X gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Het feit dat de gemachtigde van mr. X ter zitting van de raad excuses voor de brief heeft aangeboden, doet hieraan niet af.

Het hof is met de raad van oordeel dat de maatregel van een enkele waarschuwing gerechtvaardigd is. Deze opgelegde maatregel geeft aan dat de verzending van de brief niet is zoals het behoort en dat verweerster de grenzen van hetgeen betaamt heeft overschreden, maar ook dat – mede gelet op het feit dat mr. X te kennen heeft gegeven de verzending van de brief te betreuren – van haar verwacht wordt dat een dergelijke overschrijding in de toekomst niet meer zal plaatsvinden. Mitsdien faalt ook grief 2.

 

Volgt

Bekrachtigt de beslissing van de raad.

Download artikel als PDF

Advertentie