Hof van Discipline 16 november 2007, nummer 4836

(mrs. Van Griensven, Schokkenbroek, Driessen-Poortvliet, Minderhoud en Paulussen)

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage 19 februari 2007

(mrs. Van Boven, Van den Dries, De Haan, Hengeveld en Meerman)

 

Een advocaat dient ook tegenover de wederpartij nauwgezet en zorgvuldig te werk te gaan.

– Art. 46 Advocatenwet (3 Wat een behoorlijk advocaat betaamt tegenover de wederpartij; 3.4 Jegens wederpartij in acht te nemen zorg)

 

Feiten

Mr. X is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Ten verzoeke van de ex-echtgenote zijn een tweetal beslagen gelegd, waaronder een executoriaal derdenbeslag op 21 februari 2005 op een ten name van klager staande bankrekening. Naar aanleiding van dit beslag stortte deze bank een bedrag van H 3.892,94 op een tussenrekening. Op 10 maart 2005 diende tussen klager en zijn ex-echtgenote een kort geding voor de voorzieningenrechter van de rechtbank, waarbij partijen een schikking bereikten. Deze schikking is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Mr. X stond zijn cliënte in dat kort geding bij. Met betrekking tot de beslagen is in de overeenkomst opgenomen dat deze worden opgeheven en het geld bestemd wordt voor de rente en aflossing van de hypotheek. Op 8 april 2005 is naar aanleiding van het onder de bank gelegde beslag door de beslagleggende deurwaarder een bedrag van H 2.224,16 op de derdenrekening van mr. X gestort. Op 15 april 2005 is een bedrag van H 1.223,65 door de bank teruggestort op de rekening van klager in verband met opheffing van het beslag. Mr. X heeft besloten het door de deurwaarder op 8 april 2005 gestorte bedrag niet aan klager terug te betalen. In juni 2005 heeft mr. X met zijn cliënte afgesproken dat hij het bedrag dat hij krachtens het beslag onder zich had, zou gebruiken voor de betaling van zijn openstaande rekeningen tot een bedrag van H 2.000.

 

Klacht

Mr. X heeft in strijd met de vaststellingsovereenkomst van 10 maart 2005 de deurwaarder verzocht het onder het beslag vallende bedrag over te maken naar de derdenrekening van mr. X en mr. X heeft ook nadien niet het door hem ontvangen bedrag aan klager overgemaakt.

 

Overwegingen raad

Mr. X heeft onder meer ter zitting erkend dat hij in strijd heeft gehandeld met de op 10 maart 2005 bij vaststellingsovereenkomst tussen klager en de cliënte van mr. X gemaakte afspraak dat de gelegde beslagen zouden worden opgeheven en het geld zou worden aangewend ter voldoening van hypothecaire verplichtingen. Immers, mr. X heeft het geld over laten maken op de derdenrekening van zijn kantoor en het grootste deel van het geld is aangewend ter voldoening van nog openstaande declaraties van zijn cliënte. De raad overweegt dat klager erop mocht vertrouwen dat mr. X uitvoering zou geven aan hetgeen in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen was met betrekking tot het opheffen van de gelegde beslagen en doorbetaling aan klager van het bedrag waarop beslag was gelegd. Door dit niet te doen, maar het onder het beslag vallende bedrag over te laten maken op zijn derdenrekening en de gelden ook nadien niet door te betalen aan klager, maar aan te wenden voor betaling van nog openstaande declaraties, heeft mr. X eigenrichting gepleegd en aldus gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt en heeft hij het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Er stonden mr. X andere middelen ter beschikking om aan de gewijzigde situatie gevolgen te verbinden.

 

Beslissing raad

Verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van enkele waarschuwing op.

 

Overweging hof

De essentie is dat mr. X weliswaar erkent dat er krachtens de vaststellingsovereenkomst en de daarop volgende opheffing van het beslag door de deurwaarder ten onrechte een bedrag op zijn rekening is gestort, maar dat hij door, in overleg met zijn cliënte, te besluiten om het geld niet terug te storten, niet klachtwaardig heeft gehandeld. Het standpunt van mr. X is – zo begrijpt het hof – dat na het kort geding feiten bekend zijn geworden, die, indien bekend tijdens het kort geding, nimmer tot een schikking in deze vorm zouden hebben geleid. Zijn cliënte besefte dat, toen de deurwaarder ondanks het opheffen van het beslag toch geld op de derdenrekening van mr. X stortte, klager nimmer opnieuw een kort geding zou starten om dit bedrag terug te krijgen omdat hij dan zou moeten erkennen dat hij tijdens het kort geding gelogen had. Het was voor mr. X duidelijk dat de bereikte schikking op grond van dwaling of bedrog vernietigd zou worden, doch volgens mr. X lag het niet op de weg van zijn cliënte om daarover te gaan procederen. Toen klager hem vroeg waar zijn geld bleef, heeft mr. X hem naar zijn advocaat verwezen, welke advocaat echter niet bereid was hierover een procedure te voeren. Mr. X heeft dan ook geen eigenrichting toegepast, zo stelt hij, hij heeft de kansen van zijn cliënte gewoon juist ingeschat. Het hof oordeelt als volgt. Mr. X benadrukt in deze zaak de slechte financiële positie waarin zijn cliënte door toedoen van klager verkeerde en de veelheid van procedures die tijdens de echtscheidingsprocedure hebben plaatsgevonden. In zijn memorie stelt hij onder meer dat klager geen enkele gerechtelijke beslissing eerbiedigde en dat er door klager nooit alimentatie voor zijn cliënte en haar kinderen is betaald, waardoor voor mr. X enige vrijheid was gewenst in het hanteren van de spelregels om zijn cliënte bij te staan. Uit deze stellingname blijkt een sterke betrokkenheid van mr. X bij zijn cliënte. Voorop staat dat mr. X een grote mate van vrijheid toekomt met betrekking tot de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënte behartigt. Deze vrijheid vindt echter haar begrenzingen in de plicht van de advocaat te handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, hetgeen mr. X naar het oordeel van het hof in ernstige mate heeft verzuimd. Klager en zijn echtgenote sloten in aanwezigheid van mr. X een vaststellingsovereenkomst, op grond waarvan het gelegde executoriale derdenbeslag opgeheven diende te worden. Mr. X was er derhalve mee bekend dat het beslagen bedrag ingevolge deze overeenkomst bestemd was voor de betaling van de rente en aflossing van de hypotheek van zijn cliënte en klager. Mr. X stelt dat hij na het kort geding telefonisch aan de deurwaarder opdracht heeft gegeven tot het opheffen van het beslag en dat de latere betaling op zijn kantoorrekening buiten hem om is gegaan. Wat daarvan zij, feit is dat mr. X het bedrag waarvan hij wist dat dit de hiervoor omschreven overeengekomen bestemming had, heeft behouden en vervolgens heeft verrekend met zijn openstaande declaraties in plaats van het bedrag onmiddellijk over te maken aan klager of terug te betalen aan de deurwaarder met de mededeling dat van een kennelijke vergissing sprake was omdat er inmiddels opdracht was gegeven tot opheffen van het beslag.

Een advocaat dient niet alleen betrokken bij de cliënt te zijn, maar ook tegenover de wederpartij nauwgezet en zorgvuldig te werk te gaan. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, is mr. X daarin tekortgeschoten. Het handelen van mr. X betaamt een behoorlijk advocaat niet en moet hem dan ook tuchtrechtelijk worden aangerekend. Het hof acht de door de raad opgelegde maatregel van een enkele waarschuwing in verhouding tot het tuchtrechtelijk verwijt dat klager kan worden gemaakt te licht. Met eenparigheid van stemmen zal het hof de opgelegde maatregel verzwaren.

 

Beslissing hof

Het hof vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover daarbij de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd, legt de maatregel van berisping op en bekrachtigt de bestreden beslissing voor het overige.

Download artikel als PDF

Advertentie