Raad van Discipline Amsterdam, 10 juni 2008

(mrs. Roëll, Ten Doesschate, Gerritsen-Bosselaar, Pannevis en Roodveldt)

 

Een advocaat dient iedere onduidelijkheid te vermijden over de vraag of hij behalve voor de echtscheidingscliënt die hem inschakelt ook voor de andere partij optreedt. Neutrale en zorgvuldige voorlichtingsplicht jegens beide partijen. Verplichting om te wijzen op ‘mogelijkheden en marges’ en op de mogelijkheid van de inschakeling van een eigen advocaat.

– Art. 46 Advocatenwet (1.4 Kwaliteit van de dienstverlening;

2.4 Vermijden van een belangenconflict);

– Gedragsregels 2.1, 7 en 8

 

Feiten

De ex-echtgenote van klager heeft zich in november 2002 tot mr. X gericht met het verzoek haar bij te staan in haar echtscheiding van klager. Mr. X heeft op 14 november 2002 een eerste bespreking met de ex-echtgenote van klager gevoerd. Uit dat gesprek bleek mr. X dat klager en zijn ex-echtgenote op een groot aantal punten overeenstemming hadden bereikt. Met name over de alimentatie bestond nog onduidelijkheid. Voorts diende de echtscheiding nog juridisch geformaliseerd te worden. Mr. X heeft enige tijd later een bespreking gevoerd met beide partijen. Mr. X heeft partijen laten weten dat hij de scheiding voor hen gezamenlijk zou kunnen verzorgen en dat hij de belangen van beide partijen in het oog zou houden. Mr. X heeft zijn positie ten opzichte van klager niet schriftelijk vastgelegd. De exechtgenote van klager heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend. Klager heeft een referteverklaring getekend. Op 17 september 2003 is de echtscheiding uitgesproken.

De echtscheiding is niet tijdig ingeschreven. Mr. X ontving de akte van berusting pas in mei 2004 retour van klager. Op dat moment was de termijn voor inschrijving al verstreken. Er volgde een tweede echtscheidingsprocedure; deze werd op kosten van mr. X gedaan. De rechtbank heeft de echtscheiding op 2 maart 2005 uitgesproken. De aanvankelijk vastgestelde kinderalimentatie werd bij gelegenheid van de tweede echtscheidingsprocedure opnieuw vastgelegd. De kinderalimentatie werd op een lager bedrag vastgesteld dan aanvankelijk was overeengekomen. Alvorens partijen hierover overeenstemming hadden bereikt, had de nodige discussie plaatsgevonden. De omstandigheden van klager waren gewijzigd, aangezien hij inmiddels een nieuwe partner had die in verwachting was.

 

Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr. X in strijd met art. 46 Advocatenwet: a ten onrechte de indruk heeft gewekt dat hij eveneens de belangen van klager in het oog zou houden; b klager een convenant heeft doen ondertekenen, waarvan onderdelen nadelig waren voor klager; c de echtscheidingsbeschikking van 17 september 2003 niet tijdig heeft ingeschreven.

 

Overwegingen

Voor de behandeling van de klachtonderdelen a en b neemt de raad de volgende maatstaf als uitgangspunt. Uit jurisprudentie van het Hof van Discipline blijkt dat het hof een uitzondering maakt op de hoofdregel dat een advocaat slechts voor één partij kan optreden, voor de advocaat die op uitdrukkelijke wens van beide echtelieden in het kader van een echtscheiding voor beide partijen optreedt. Optreden voor beide partijen mag alleen onder bijzondere omstandigheden. In een dergelijk geval zijn volgens het hof wel extra zorg en bepaalde waarborgen vereist. De advocaat dient grote zorgvuldigheid te betrachten en zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen. De advocaat dient partijen alsdan duidelijk te wijzen op hun wederzijdse mogelijkheden en marges.

De raad overweegt ten aanzien van

klachtonderdeel a, getoetst aan vorenstaande maatstaf, als volgt. De door mr. X te betrachten zorgvuldigheid bracht met zich dat hij klager schriftelijk had moeten wijzen op de mogelijkheid van het inschakelen van een eigen advocaat. De raad is voorts van oordeel dat mr. X klager beter had moeten voorlichten over zijn rol.

Bij advisering over een echtscheidingsconvenant

en de hoogte van alimentatie geldt dat klager en zijn exechtgenote niet dezelfde belangen hadden en dat het resultaat van gesprekken en onderhandelingen daarover tot verschillende uitkomsten had kunnen leiden. In het onderhavige geval staat vast dat mr. X klager niet schriftelijk op zijn mogelijkheden en eventuele marges heeft gewezen. Bovendien ontstond ten tijde van het indienen van het tweede echtscheidingsverzoek een conflict tussen klager en zijn ex-echtgenote, zodat het mr. X op dat moment in geen geval meer vrijstond voor beide partijen op te treden. Klachtonderdeel a is dan ook gegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel b, getoetst aan vorenstaande maatstaf, overweegt de raad als volgt. Naar de kern genomen houdt dit klachtonderdeel in dat de inhoud van het convenant voor klager nadelig is. Zoals hiervoor al werd overwogen, zijn het convenant en de alimentatie het resultaat van gesprekken en onderhandelingen die tot verschillende uitkomsten hadden kunnen leiden. Dit brengt met zich dat onderdelen van het convenant op andere wijze geformuleerd hadden kunnen worden. Mr. X heeft klager niet afzonderlijk gewezen op andere mogelijkheden en voorts heeft hij hem niet duidelijk gemaakt welke marges bestonden. Klachtonderdeel b is dan ook gegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt. Mr. X heeft erkend dat hij niet heeft zorggedragen voor tijdige inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 17 september 2003. Het behoort tot de taak van een advocaat om termijnen te bewaken en zorg te dragen dat deze niet ongebruikt verstrijken. De raad is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.

 

Beslissing

Verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond; legt de maatregel van enkele waarschuwing op.

Download artikel als PDF

Advertentie