Hof van Discipline 11 januari 2008, nummer 4878
(Mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Driessen- Poorvliet, Scheele-Mülder, Meulemans en Van Duren)
Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 19 februari 2007
(mrs. Van Boven, Van den Dries, De Haan, Hengeveld en Meerman)
(On)geoorloofd druk uitoefenen door advocaat op wederpartij.
– Art. 46 Advocatenwet (3.3.2 Dreigementen)
– Gedragsregel 1
Feiten
Klager exploiteert als franchisegever een franchiseketen. Aangesloten franchisenemers exploiteren op grond van een franchiseovereenkomst voor eigen rekening en risico een onderneming onder de naam Y. Op 22 augustus 2002 heeft klager met de heer Z een franchiseovereenkomst gesloten. In het kader van deze overeenkomst heeft klager met Z een geldleningovereenkomst en een onderhuurovereenkomst gesloten. Bij verzoekschrift van 21 april 2005 is klager een arbitrageprocedure gestart tegen Z. Klager stelt een vordering op Z te hebben van H 1.251.717,40. Klager heeft de franchiseovereenkomst met Z op 13 juni 2005 met onmiddellijke ingang beëindigd. Z heeft op 25 juli 2005 een klacht tegen klager ingediend bij de SER. In een door klager tegen Z aangespannen kort geding heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 8 september 2005 Z verboden, direct of indirect, in de media mededelingen te doen met de strekking dat klager – zijn directie en/of organisatie en/of zijn directeur franchisenemers – zou aansporen provisie gedreven te adviseren, franchisenemers voor onverwacht hoge kosten zou stellen, Z zou hebben ‘uitgemolken’ dan wel mededelingen te doen die op andere wijze onrechtmatig jegens klager en/ of zijn directeur zouden zijn. Tevens is Z veroordeeld op zijn kosten een rectificatie te plaatsen op de voorpagina van een aantal kranten, alles op verbeurte van een dwangsom. Mr. X treedt op als raadsman van Z. Mr. X stuurt aan de raadsman van klager een brief inhoudende: ‘Sans prejudice Geachte confrère, Namens cliënt (…) bericht ik u dat cliënt u het navolgende voorstel doet:
1 Cliënt ziet af van medewerking aan
het televisieprogramma Radar waarin cliënt voornemens is openheid van zaken te geven over bedragen die hypotheekadviseurs bij Y aan klanten verdienen waarbij cliënt tevens zich zal beroepen op medestanders binnen Y. Een aantal medestanders hebben zich reeds bekendgemaakt in de procedure. Nieuwe medestanders zullen volgen.
2 Verder heeft cliënt een aantal goede ingangen in de Tweede Kamer. Client is bereid zijn medewerking op te schorten aan de Kamervragen die thans worden voorbereid. Eveneens is cliënt bereid de klacht bij de SER in te trekken.
3 Cliënt zal verder afzien van verdere media-inschakeling waarbij voor de schade die cliënt heeft geleden een bedrag van tweemaal H 50.000 aan cliënt wordt betaald.
4 Partijen beëindigen over en weer alle procedures en alle gelegde beslagen worden opgeheven.
5 De huurovereenkomsten van het pand te B. worden op naam van cliënt gesteld.
6 Eventueel op naam van Y gesteld (reclame)materiaal kan uw cliënt om niet verkrijgen. Bovengenoemd voorstel is geldig tot acht dagen na heden waarna het komt te vervallen.
[…].’
Op 11 november 2005 heeft mr. X namens zijn cliënt een verzoekschrift tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van klager ingediend bij de voorzieningenrechter in de Rechtbank A. Naar aanleiding van een telefonisch verzoek van de griffie om nadere onderbouwing van de vordering van Z, heeft mr. X zijn verweerschrift in de arbitrageprocedure per fax toegezonden. Daarop heeft de voorzieningenrechter toestemming voor het leggen van conservatoir beslag verleend voor 25% van het bedrag waarvoor zijn toestemming was gevraagd.
Klacht
De klacht bevat de volgende verwijten:
a mr. X heeft de rechtbank ten tijde van het gehouden kort geding bewust onjuist voorgelicht omtrent de waarde van de woning van zijn cliënt. Door ter zitting mede te deler dat er een overwaarde op die woning zou rusten, heeft de voorzieningenrechter de vordering ter zake lijfsdwang, zoals klager die had ingediend, afgewezen; b met het sturen van zijn brief van 2 november 2005 aan de raadsman van klager heeft mr. X gegrepen naar het middel van chantage. In deze brief heeft mr. X namens zijn cliënt gedreigd met het nemen van stappen dan wel maatregelen waarvan mr. X wist dat deze in strijd zouden zijn met de inhoud van het vonnis in kort geding van 8 september 2005; c mr. X heeft in het door hem ingediende verzoekschrift strekkende tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag aan de voorzieningenrechter onjuiste mededelingen gedaan met betrekking tot de verkoopactiviteiten van klager, alsmede bewust en ten onrechte feitelijke gegevens achtergehouden die van belang waren voor de beoordeling van het al dan niet verlenen van verlof door de voorzieningenrechter.
Overwegingen van de raad
Ad klachtonderdeel a
Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is de raad niet gebleken dat mr. X ten tijde van het kort geding bewust verkeerde mededelingen heeft gedaan aan de voorzieningenrechter en derhalve vragen met betrekking tot de waarde van de woning van diens cliënt in strijd met de hem op dat moment ter beschikking staande informatie heeft beantwoord. Uit het vonnis in kort geding volgt bovendien dat klager de stellingen van de wederpartij aangaande de op de woning rustende overwaarde niet heeft betwist, terwijl het voorts op de weg van klager als de eisende partij had gelegen om zijn subsidiaire vordering ter zake lijfsdwang te onderbouwen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad klachtonderdeel b
In de brief van 2 november 2005 doet
mr. X mededeling aan de raadsman van klager omtrent de wijze waarop de cliënt van mr. X de publiciteit zal zoeken indien klager niet instemt met het schikkingsvoorstel. De raad is van oordeel dat het mr. X duidelijk had moeten zijn dat de wijze waarop de cliënt van mr. X de publiciteit zou zoeken of al gezocht had, in strijd zou zijn of was met de veroordeling van zijn cliënt bij vonnis van 8 september 2005. Het desondanks doen van de gewraakte mededelingen kan niet anders gezien worden dan als een middel om ongeoorloofde druk uit te oefenen op klager teneinde hem te laten instemmen met het voorstel van zijn cliënt. Nu het behoort tot de taak van de advocaat om ervoor te waken dat de rechtstrijd wordt gestreden met geoorloofde middelen, betekent dat niet alleen dat hij zelf geen ongeoorloofde middelen mag gebruiken, maar dat hij zich ook niet mag lenen voor assistentie bij het gebruik van ongeoorloofde middelen door zijn cliënt. Door zich daarvoor wel te lenen, heeft mr. X gehandeld zoals een goed advocaat niet betaamt. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel c
De raad oordeelt dat mr. X door in het verzoekschrift strekkende tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag geen melding te maken van de vermeende vordering van klager en kenbaar te maken dat klager degene is geweest die een procedure gestart is bij het NAi en de suggestie heeft laten bestaan dat zijn cliënt degene is geweest die een procedure begonnen is, de voorzieningenrechter onvolledig heeft voorgelicht omtrent de voor de beoordeling van het verzoek noodzakelijke, relevante gegevens. Mr. X heeft aldus gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dit klachtonderdeel is in zoverre gegrond. De in het beslagrekest opgenomen stellingen omtrent op handen zijnde verkoopactiviteiten van klager zijn volgens mr. X afkomstig uit informatie van zijn cliënt. Niet is gebleken dat mr. X in deze dus bewust onjuiste informatie aan de voorzieningenrechter heeft verstrekt. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.Tuchtrecht
Beslissing raad
De raad verklaart de klachtonderdelen b en c (gedeeltelijk) gegrond. Verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Legt mr. X voor de gegrond bevonden klachtonderdelen de maatregel op van berisping.
Overwegingen van het hof
Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de raad – kort weergegeven – geoordeeld dat mr. X in zijn brief van 2 november 2005 mededeling doet omtrent de wijze waarop zijn cliënt de publiciteit zal zoeken indien klager niet instemt met het schikkingsvoorstel, dat het mr. X duidelijk had moeten zijn dat zijn cliënt daarmee in strijd met het vonnis van 8 september 2005 zou handelen, dat het doen van deze mededeling niet anders kan worden gezien dan als een middel om ongeoorloofde druk uit te oefenen op klager, dat het tot de taak van de advocaat behoort ervoor te waken dat de rechtsstrijd wordt gestreden met geoorloofde middelen en dat mr. X, door zich te lenen voor assistentie bij het gebruik van ongeoorloofde middelen, heeft gehandeld zoals een goed advocaat niet betaamt. Tegen het oordeel van de raad met betrekking tot klachtonderdeel B heeft mr. X als grief aangevoerd dat hij de grenzen van de vrijheid die de advocaat toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt niet heeft overschreden. De in zijn brief van 2 november 2005 vermelde acties waren deels al in gang gezet, voorafgaand aan het kortgedingvonnis en kwamen deels niet in strijd met dat vonnis. Bovendien was de cliënt van mr. X niet bereid zich bij het vonnis neer te leggen en daartegen was dan ook hoger beroep ingesteld. Mr. X heeft voorts aangevoerd dat de brief van 2 november 2005 volgde op telefonisch overleg tussen hem en de advocaat van klager, waarbij deze mr. X had verzocht aan te geven welke acties nog van de cliënt van mr. X te verwachten zouden zijn. De grief van mr. X treft doel. De brief van mr. X van 2 november 2005 bevat een schikkingsvoorstel van de zijde van Z. Deze was bereid zijn voorgenomen acties tegen klager te staken, mits hem een bepaalde schadevergoeding zou worden betaald. Het feit dat Z bij die acties mogelijk ook in strijd zou handelen met het (nog niet onherroepelijk geworden) vonnis van de voorzieningenrechter, brengt niet mee dat het mr. X – die stelt zijn cliënt op de risico’s van een dergelijke handelwijze te hebben gewezen – niet zou vrijstaan het aanbod van zijn cliënt om van verdere acties af te zien, als onderdeel van een namens zijn cliënt gedaan schikkingsvoorstel te gebruiken. Overigens zijn de door mr. X in de brief van 2 november 2005 vermelde acties ten dele van een andere aard dan die waarop het verbod van de voorzieningenrechter betrekking had en was er geen sprake van een algeheel verbod aan zijn cliënt om contact met de media te hebben. Hoewel de brief misschien wat ongelukkig is geformuleerd, ziet het hof deze niet als chantagepoging. Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond. Voor zover de raad klachtonderdeel c gegrond heeft geacht, heeft de raad – kort weergegeven – geoordeeld dat mr. X in het beslagverzoek de suggestie heeft laten bestaan dat zijn cliënte degene is geweest die een procedure begonnen is en dat mr. X daarmee de voorzieningenrechter onvolledig heeft voorgelicht. Mr. X heeft daartegen ingebracht dat hij nooit heeft willen suggereren dat zijn cliënt de arbitrageprocedure begonnen is. Bovendien heeft mr. X op verzoek van de voorzieningenrechter nadere informatie verstrekt door toezending van zijn verweerschrift in de arbitrageprocedure. Mr. X acht de voorzieningenrechter deugdelijk ingelicht, zo dit al niet in het verzoekschrift is gebeurd, dan toch in het daarna toegezonden stuk. Ook de grief van mr. X met betrekking tot klachtonderdeel c treft doel. Mr. X is in het beslagverzoek weliswaar niet duidelijk geweest over de hoedanigheid van partijen in de arbitrageprocedure, maar heeft daar ook geen onjuiste gegevens over vermeld. Opmerking verdient hierbij dat het niet ongebruikelijk is dat de in een beslagrekest verstrekte informatie heel summier en tamelijk eenzijdig is. De beoordeling van een dergelijk verzoek door de voorzieningenrechter is eveneens summier en geschiedt zonder toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor. De partij, die van mening is dat ten onrechte beslag ten laste van hem gelegd is, kan opheffing daarvan vragen in kort geding, waarbij ook eventueel ontbrekende informatie kan worden aangevuld. Er is eerst sprake van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid, indien het zou gaan om bewuste misleiding van of onjuiste informatieverstrekking aan de voorzieningenrechter. Daarvan is hier niet gebleken. Het hof acht derhalve klachtonderdeel c eveneens ongegrond. Het voorafgaande leidt tot de slotsom dat de beslissing van de raad voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen niet in stand kan blijven.
Beslissing hof
Vernietigt de beslissing van de raad voor zover de klachtonderdelen b en c (gedeeltelijk) gegrond zijn verklaard en aan mr. X een maatregel is opgelegd en in zoverre opnieuw beslissende: – verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond.