Hof van Discipline 11 februari 2008, nr. 4949
(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, De Jong Schouwenburg en Meulemans)
Raad van Discipline Amsterdam 18 juni 2007
(mrs. Brouwer, Doeleman, Roodveldt, Van Voorst tot Voorst en Westhoff)
De cliënt heeft een eigen belang bij een klacht over het (te) kort voor een zitting indienen van stukken door de advocaat van zijn wederpartij. Overlegging van confraternele correspondentie zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij danwel na advies van de deken. Grievend taalgebruik. – Art. 46 Advocatenwet (3 Wat een behoorlijk advocaat betaamt tegenover de wederpartij; 3.3.1 Grievende uitlatingen; 5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd) – Gedragsregels 12, 14, 17, 30 en 31
Feiten
In 2000 is een echtscheidingsprocedure op gang gekomen tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot (verder: de man), die werd bijgestaan door mr. X. Ook klaagster had een advocaat. Hoewel partijen het – na een mediationtraject – op 17 april 2002 eens waren geworden over de gevolgen van de echtscheiding, is er later toch een geschil ontstaan over de door de man te betalen kinderalimentatie. De mondelinge behandeling van de alimentatiezaak voor de rechtbank heeft plaatsgevonden op 29 september 2004. Voorafgaand aan die zitting heeft mr. X op 16 september 2004 een aantal producties aan de rechtbank toegestuurd met gelijktijdige toezending aan de advocaat van klaagster van kopieën van die producties. Voor de mondelinge behandeling ter zitting van het gerechtshof op 26 mei 2004 heeft mr. X eveneens producties in het geding gebracht bij brief d.d. 13 mei 2004 met gelijktijdige toezending van kopieën aan de advocaat van klaagster. Bij de brief van 13 mei 2003 heeft mr. X confraternele correspondentie overgelegd. In die correspondentie gaat het om (mislukte) schikkingsonderhandelingen. Tevoren had mr. X aan de advocaat van klaagster geen toestemming verzocht deze correspondentie over te leggen. Evenmin heeft mr. X daaromtrent het advies van de deken ingewonnen. Ter zitting van het gerechtshof van 26 mei 2004 heeft mr. X zich bediend van een pleitnota, waarin onder meer het volgende wordt gesteld: ‘De vrouw heeft bijna iedereen die betrokken is geweest bij haar echtscheiding (mediator, bij de deken en bij de vFAS, twee advocaten, Ombudsman, SVB, werkgever van de man, tot in vijf instanties een deurwaarder) in een klachtprocedure betrokken. Het gevaar bestaat dat uw hof mocht denken dat de vrouw inderdaad niet compos mentis was toen zij het convenant ondertekende, doch de wijze waarop de vrouw haar klachten aankleedt en formuleert, bewijst dat zij over een goed stel hersens beschikt, zij het dat haar handelen in de optiek van de man pathologisch is.’
Klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat mr. X: a zowel bij de behandeling bij de rechtbank als bij het gerechtshof op het laatste moment stukken in het geding heeft gebracht zodat daarop door de advocaat van klaagster niet meer schriftelijk kon worden gereageerd; b confraternele correspondentie en/of schikkingsonderhandelingen in het geding heeft gebracht zonder daarover vooraf overleg met de advocaat van klaagster te voeren en zonder advies aan de deken te vragen; c zich ten onrechte erop heeft beroepen dat zij niet wist dat vooraf overleg nodig was en dat de deken haar waarschijnlijk wel toestemming had gegeven; d klaagster ter zitting bij het gerechtshof namens haar cliënt heeft uitgemaakt voor ‘pathologisch’ en haar heeft afgeschilderd als een notoire klaagster; e willens en wetens heeft gepoogd de rechter te misleiden door in haar processtukken onwaarheden als waar te presenteren; f heeft gepoogd de mediator op het verkeerde been te zetten door te suggereren dat er al voor de mediation sprake was van een circulerend concept-conventant.
Overwegingen raad
Met de klachtonderdelen a t/m c beklaagt klaagster zich over overtreding door mr. X van de voor advocaten geldende gedragsregels. De advocaat van klaagster heeft zich over overtreding van de gedragsregels indertijd niet beklaagd. De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor eenieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belangen getroffen is. Klaagster heeft geen eigen belang gesteld, noch is gebleken dat enig belang van klaagster is geschaad. Klaagster moet aldus geacht worden de klacht naar voren te hebben gebracht in het algemeen belang. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, is het klachtrecht echter voorbehouden aan de deken. Klaagster is in deze klachtonderdelen mitsdien niet-ontvankelijk. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met die cliënt goeddunkt. De tuchtrechter dient niet ter beknotting van die vrijheid. Bedoelde vrijheid vindt echter haar begrenzing onder meer hierin dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Evenmin mag de advocaat feitelijke mededelingen doen, waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De raad zal de klacht toetsen aan deze maatstaf. Mr. X heeft gesteld dat hij, door te verwijzen naar de klachten die door klaagster waren ingediend, wilde aantonen dat klaagster wel degelijk ‘compos mentis’ was en er dus geen reden was om terug te komen op het ondertekende convenant. Uit de stukken blijkt ten minste van één andere klacht ingediend door klaagster, zodat niet kan worden gezegd dat mr. X zich heeft schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste mededelingen. Evenmin valt in te zien dat deze informatie onnodig grievend was. Hetzelfde geldt voor de ter zitting bij het gerechtshof gedane uitlating dat klaagster in de optiek van de man pathologisch is, nu mr. X hierbij uitdrukkelijk het standpunt van zijn cliënt heeft weergegeven. Naar het oordeel van de raad is mr. X derhalve binnen de grenzen van de hiervoor genoemde maatstaf gebleven. Klachtonderdeel d is derhalve ongegrond. Klaagster is het niet eens met de inhoud van de stukken, brieven en stellingen van mr. X. In deze stukken geeft mr. X het standpunt van zijn cliënt weer, dat uiteraard ingaat tegen dat van klaagster. Dit betreft dus de inhoud van het geschil tussen haar en de wederpartij. De beoordeling daarvan dient te geschieden door de civiele rechter en niet door de tuchtrechter. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is niet gebleken dat mr. X zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van onjuiste mededelingen. Klachtonderdeel e is mitsdien ongegrond. Evenmin is uit de stukken of uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gebleken dat mr. X op enigerlei wijze zou hebben geprobeerd de mediator te beïnvloeden. Klachtonderdeel f is derhalve ongegrond.
Beslissing raad
Verklaart klaagster in de klachtonderdelen a t/m c niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen d t/m f ongegrond.
Overwegingen hof
Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de raad naar het oordeel van het hof ten onrechte overwogen dat klaagster bij dit onderdeel geen eigen belang heeft en daarom in dit onderdeel niet-ontvankelijk is verklaard. Dat eigen belang heeft zij wel en dat heeft zij, anders dan de raad heeft geoordeeld, ook gesteld. Klaagster heeft immers gesteld dat te haren detrimente mr. X zó kort voor de zittingen van de rechtbank en het gerechtshof stukken in het geding heeft gebracht dat haar eigen advocaat daarop niet meer tijdig (schriftelijk) heeft kunnen reageren. Bij de mogelijkheid om te reageren door haar advocaat had klaagster een belang en heeft zij dus belang om te klagen over de gang van zaken. In zoverre slaagt de grief en is klaagster ontvankelijk in dit klachtonderdeel. De door de raad niet beoordeelde vraag of klachtonderdeel a gegrond is, wordt door het hof echter in ontkennende zin beantwoord. Vast is komen te staan dat mr. X de producties aan de rechtbank en het gerechtshof heeft aangeboden onder gelijktijdige toezending daarvan aan de advocaat van klaagster op tijdstippen die pasten binnen de procesreglementen van rechtbank respectievelijk gerechtshof. Van een verwijtbare overval met die stukken, waarop klaagsters advocaat niet meer zou hebben kunnen reageren, is alleen daarom al niet gebleken. Ook in klachtonderdeel b is het hof, anders dan de raad, van oordeel dat klaagster ontvankelijk is. Het doel van de regeling, zoals neergelegd in Gedragsregel 12, is onderling overleg tussen advocaten, onderhandelingen en het zoeken naar oplossingen buiten proces te vergemakkelijken. Die regel is niet zozeer een zogenoemde verkeersregel tussen advocaten, maar een regel die primair het belang van hun cliënten dient. Mr. X heeft met het uitsluitende doel de belangen van zijn cliënt te dienen, zulks ten nadele van de belangen van klaagster, confraternele correspondentie aan het gerechtshof overgelegd, uit welke correspondentie zou blijken dat klaagster zich in de onderhandelingen onredelijk had opgesteld. Klaagster heeft, zoals zij ook gesteld heeft, er belang bij dat het overleggen van deze correspondentie niet was gebeurd. Het hof acht haar dan ook ontvankelijk in klachtonderdeel b. De door de raad niet beoordeelde vraag of klachtonderdeel b gegrond is, beantwoordt het hof in bevestigende zin. Zelfs indien het belang van de man bepaaldelijk vorderde dat mr. X de confraternele correspondentie in de procedure overlegde, had hij daarover in overleg met de advocaat van klaagster moeten treden en, als dat overleg niets zou hebben opgeleverd, advies aan de deken hebben moeten vragen. Eén en ander heeft hij niet gedaan; dit is hem te verwijten. Klachtonderdeel c heeft, gezien klachtonderdeel b en de beoordeling daarvan door het hof, geen zelfstandige betekenis. In dit klachtonderdeel is klaagster wel ontvankelijk (zie voorgaande overwegingen), maar het onderdeel is ongegrond. Het onderzoek in hoger beroep heeft geen nieuw licht op de klachtonderdelen d, e en f geworpen. Het hof verenigt zich met de beslissing van de raad en de motivering daarvan. Nu alsnog klachtonderdeel b gegrond is verklaard, dient het hof aan mr. X een maatregel op te leggen. Die maatregel wordt een enkele waarschuwing.
Beslissing hof
Vernietigt de beslissing van de raad en verklaart klaagster in onderdelen a, b en c van haar klacht alsnog ontvankelijk;
verklaart klachtonderdelen a en c ongegrond en klachtonderdeel b gegrond;
legt aan mr. X de maatregel op van enkele waarschuwing;
bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.