Raad van Discipline Amsterdam 3 november 2009
(mrs. Brouwer, Van de Laar, Huisman, Romijn en Westhoff)
Criteria voor de voorzieningen van artikel 60b Advocatenwet. Die toets is deels bedrijfseconomisch (financiële gezondheid, deugdelijkheid van de bedrijfsorganisatie) en deels praktijkgericht (kwaliteit van de praktijkuitoefening, marktreputatie, veroordelingen, risico voor cliënten).
– artikel 60b Advocatenwet
Verzoek
De deken verzoekt de raad primair om op voet van artikel 60b van de Advocatenwet: a mr. X met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk; b te bepalen dat een door de raad aan te wijzen advocaat in het ressort Z naar bevind van zaken handelend die maatregelen mag nemen waartoe mr. X zelf bevoegd zou zijn, die in het belang van de continuïteit van het kantoor van mr. X en de cliënten van het kantoor van mr. X zijn. De deken verzoekt de raad subsidiair om een onderzoek ex artikel 60c van de Advocatenwet in te stellen naar de toestand waarin de praktijk van mr. X en het kantoor van mr. X zich bevinden. De deken verzoekt de raad zowel primair als subsidiair om een beslissing over de kosten, waaronder de kosten die ten laste van mr. X kunnen worden gebracht, aan te houden, althans te bepalen dat deze vooralsnog op ten hoogste H 10.000 kunnen worden begroot en slechts dan op een hoger – ten laste van mr. X te brengen – bedrag kunnen worden gesteld, indien de raad op basis van het verzoek van de aan te wijzen advocaat hierover een beslissing neemt.
Feiten
Voor de beoordeling van het verzoek kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan: Mr. X is sedert 1992 werkzaam als advocaat, laatstelijk te Y bij het kantoor dat zijn naam draagt (hierna: ‘het kantoor van mr. X’). De aandelen van dat kantoor zijn volledig in handen van X B.V. te A. De aandelen van deze houdstermaatschappij behoren geheel toe aan mr. X. Voordat hij zijn huidige kantoor oprichtte, was mr. X als partner verbonden aan kantoor C. Na het vertrek van mr. X is kantoor C in 2007 failliet gegaan. De curator heeft een regeling met mr. X getroffen inhoudende dat hij tezamen met X B.V. in termijnen een bedrag ad (…) aan de boedel zou voldoen. Tegen de advocaten bij het kantoor van mr. X loopt een aantal tuchtrechtelijke onderzoeken en procedures. Deze zien vooral op het optreden van het kantoor in zogenoemde ‘beleggingsfraude zaken’. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat mr. X publiekelijk gedane uitspraken betreffende beleggingsfondsen moest rectifi ceren. De raad van toezicht in het arrondissement A heeft in december 2008 in overeenstemming met mr. X besloten een onderzoek in te stellen naar de wijze van praktijkvoering van het kantoor van mr. X. Reden hiertoe was naast de ingediende klachten en verzoeken tot bemiddeling, ook de constante stroom publicaties en het door één van de klagers gelegde beslag op onder andere de kantoorrekening van het kantoor van mr. X. De raad van toezicht te A heeft mr. D en de heer E RA verzocht om de praktijkvoering binnen het kantoor van mr. X te onderzoeken en in het bijzonder te rapporteren over de volgende punten: – de praktijkvoering in zijn algemeenheid en de vraag of deze voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen, waaronder doch niet uitsluitend aan hetgeen voortvloeit uit de toepasselijke wet- en regelgeving; – de vraag of de belangen van cliënten zijn gewaarborgd; – de wijze waarop richting cliënten wordt gedeclareerd; – de fi nanciële organisatie van de praktijk; – het gebruik van de derdengeldrekening. Het onderzoek heeft geleid tot een rapportage d.d. 9 februari 2009. Enkele aanbevelingen die zij daarin doen zijn: ‘a Draag er zorg voor dat in elk nieuw te openen dossier bij het begin van de behandeling een gedegen procesanalyse wordt opgesteld, waarin kansen en risico’s worden toegelicht. Draag er zorg voor dat de cliënten hiervan (vertrouwelijk) kunnen kennis nemen; b Wees terughoudend bij het voeren van publiciteit en wees kritischer bij het formuleren van berichten over bepaalde zaken. Laat je zo nodig extern adviseren over de rechtmatigheid van voorgenomen uitlatingen. Voorkom cliënten te werven over de rug van een (toekomstige) wederpartij. c Pas voor zover nodig de dekking aan van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Gelet op de relatief grote belangen die gemoeid zijn met de behandeling van met name de vastgoedfraudezaken, zou een dekking van H 4.000.000 wel eens te laag kunnen zijn. d Zorg voor een betere fi nanciële basis voor het aantrekken van een behoorlijke kantoorfi nanciering. e Kijk nog eens kritisch naar de kosten die in relatie met de omzet veel te hoog zijn.’ Naar aanleiding van dit rapport heeft op 15 april 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen de betrokkenen. Aldaar heeft de heer E ten aanzien van de solvabiliteit, winstgevendheid en liquiditeit van het kantoor van mr. X geconcludeerd dat de onderneming bij terugvallende omzet direct in liquiditeitsproblemen komt en dat salarissen niet betaald kunnen worden. Dat betekent een te snelle afbouw in personele zin en ook dat lopende verplichtingen aan cliënten in gevaar komen. Verder merkt de heer E op dat er door hem een beperkt onderzoek is gedaan naar de fi nanciële posities van X B.V. en van mr. X in privé en dat hij geconstateerd heeft dat deze onvoldoende zijn om het kantoor te ondersteunen. Naar aanleiding van dit gesprek stelde mr. X dat hij zorg zou dragen voor een kredietfaciliteit van (…). De personeelskosten zouden worden teruggedrongen. De contracten van de twee bij zijn kantoor werkzame juridische medewerkers zouden na medio 2009 niet worden verlengd. Afgesproken werd dat mr. X vóór 15 mei 2009 schriftelijk zou aangeven welke concrete maatregelen door hem c.q. door zijn kantoor zouden worden genomen met name op financieel gebied. Die maatregelen zouden dan ter becommentariëring worden voorgelegd aan mr. D en de heer E. Die afspraken zijn aan mr. X bevestigd bij brief d.d. 5 mei 2009. Ook is mr. X daarin verzocht om de verplichtingen richting de curator in zijn reactie te betrekken. Vervolgens is in de periode van 15 mei 2009 tot en met 15 juni 2009 verder gecorrespondeerd tussen enerzijds mr. G namens mr. X en anderzijds de raad van toezicht te A. Samengevat legt mr. G uit op welke wijze het kantoor van mr. X aan de aanbevelingen zou voldoen, terwijl de raad daarop reageert met verzoeken om aanvullende informatie. In zijn brief d.d. 15 juni 2009 reageert de heer E op de voorgestelde maatregelen. Kort samengevat komt zijn reactie erop neer dat uit de overgelegde stukken niet blijkt of de maximale dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering daadwerkelijk is verhoogd. Uiteindelijk concludeert hij dat hij niet over informatie beschikt om te bevestigen dat de kwetsbare financiële situatie bij het kantoor van mr. X is verbeterd. Op 19 juni 2009 verzoekt mr. H om het patronaat te mogen voeren over twee nieuwe stagiairs bij het kantoor van mr. X. Dit verzoek is door de raad van toezicht afgewezen. Bij brief d.d. 31 juli 2009 zendt mr. X de halfjaarstukken over de eerste helft van 2009 aan de deken, die aan de heer E worden doorgezonden. Naar aanleiding daarvan verzoekt de heer E om binnen één week antwoord te krijgen op diverse vragen over die stukken. Er wordt vervolgens namens mr. X verzocht om uitstel om deze vragen te beantwoorden. Mr. X schrijft op 14 september 2009 aan de deken dat er niet bezuinigd kan worden op personeelskosten, dat de boekhouder op vakantie is en dat de kwartaalstukken met balans pas in de tweede week van oktober kunnen worden toegestuurd. Verder zou X B.V. ‘een bijzonder aantrekkelijke betalingsregeling hebben getroffen met de curator’ en zou de incidentele omzet ‘stapje voor stapje’ kunnen worden gerealiseerd. Hierop reageert de heer E in zijn brief d.d. 21 september 2009 met het volgend bericht: ‘Per saldo ontbreekt mij nog de meest relevante informatie om een oordeel te kunnen geven over de financiële situatie bij [het kantoor van mr. X]. […] Resumerend kan worden gesteld dat ik nog steeds geen nadere informatie heb om mijn mening opgenomen in de brief van 9 februari 2009 en 15 juni 2009, te herzien.’
Beoordeling
Ten aanzien van de primaire verzoeken geldt het volgende. De raad stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast. Het door mr. D en de heer E uitgevoerde onderzoek bij het kantoor van mr. X leidt onder andere tot de conclusie dat de wijze van optreden van het kantoor niet zonder risico is en dat de financiële basis van het kantoor kwetsbaar is. Alhoewel de bezwaren al geruime tijd geleden zijn geïdentificeerd en mr. X ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om zijn praktijk in orde te brengen, is dat niet gebeurd. Gebleken is dat mr. X eerder stelselmatig blijft weigeren om de aanbevelingen die hem door de onderzoekers aan de hand zijn gedaan ter verbetering van de praktijk, te volgen. De verklaringen die de raadsman van mr. X in dat verband ter tafel heeft gebracht brengen daar geen verandering in. Voor wat betreft de beroepsaansprakelijkheidsverzekering is ter zitting gebleken dat de dekking daarvan zelfs nog veel lager is dan het niveau waar de heer E vanuit gegaan is – en dat hij al aan de lage kant achtte. De financiële basis van het kantoor van mr. X is nog altijd kwetsbaar en daarin is ondanks herhaalde toezeggingen nog geen verbetering opgetreden. De onderneming lijkt grotendeels te zijn gefinancierd op basis van – deels onzekere – toekomstige inkomsten. Er is geen kredietfaciliteit gevonden en er zijn geen zekerheden gesteld. De situatie is dan ook zorgelijk. Voor wat betreft de wijze van praktijkvoering blijkt uit de overgelegde stukken dat mr. X er nog altijd een agressieve wijze van cliënten werven op na houdt en voordurend de publiciteit zoekt, waarbij openbare beschuldigingen aan het adres van wederpartijen niet worden geschuwd. Uit de diverse uitspraken van voorzieningenrechters blijkt dat mr. X daarmee een grens overschrijdt. Aan de raad is tevens gebleken dat mr. X – ondanks het verbod van de raad van toezicht in het arrondissement A hiertoe – vier stagiairs zoekt, getuige de advertentie in het Advocatenblad van (…) terwijl inkrimping geboden was, zoals op 15 april 2009 was afgesproken. Al met al geeft mr. X hiermee geen blijk zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. Op grond van deze omstandigheden acht de raad het verzoek tot schorsing toewijsbaar. Tevens acht de raad het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet noodzakelijk. De deken heeft verzocht bij wijze van voorziening een advocaat aan te wijzen die de bevoegdheid krijgt om beslissingen te nemen waartoe mr. X zelf bevoegd zou zijn met betrekking tot de praktijkvoering. Gezien de thans bestaande situatie acht de raad een dergelijke voorziening passend en noodzakelijk. De taak van de aan te wijzen advocaat zal met name bestaan in het zo mogelijk realiseren van de hiervoor genoemde aanbevelingen en, indien zulks niet of niet in voldoende mate mogelijk blijkt, het treffen van alsdan passende maatregelen. De raad zal als zodanig aanwijzen, zolang de deken dat geraden acht, mr. K. De raad zal deze advocaat tevens de bevoegdheid geven om zo nodig de sterke arm in te schakelen. De raad zal de aangewezen advocaat de bevoegdheid geven om mr. X te vertegenwoordigen in het bestuur van de Stichting Derdengelden, tenzij daar op een andere acceptabele wijze in kan worden voorzien en voor zover de statuten van de Stichting Beheer Derdengelden dat toestaan. Een dergelijke voorziening is ook volgens de raad noodzakelijk vanwege het zwaarwegende en spoedeisende belang dat ook in financieel opzicht de nodige maatregelen kunnen worden getroffen ten behoeve van de cliënten van mr. X. Ten slotte is de raad van oordeel dat de kosten van de aan te stellen advocaat ten laste van mr. X dienen te komen. De raad acht het redelijk dat de advocaat zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste (…) per uur, zulks met een (voorlopig) maximum van 120 uur in totaal. Mr. X dient hiertoe binnen zeven dagen na dagtekening van deze beslissing een voorschot aan deze advocaat te voldoen van (….). Zodra het voorschot niet meer toereikend is, zal op verzoek van betrokken advocaat door mr. X een nader voorschot van (….) moeten worden voldaan en zo vervolgens tot het (voorlopig) maximum is bereikt. Indien de aan te stellen advocaat van oordeel is dat voortzetting van zijn werkzaamheden na ommekomst van de voornoemde 120 uur passend en geboden is, zal op diens verzoek worden beoordeeld of daartoe aanvullende gelden zullen worden toegekend. Aan behandeling van het subsidiaire verzoek komt de raad gezien het voorgaande niet toe.
Beslissing
De raad:
– schorst mr. X met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat;
– bepaalt bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet dat mr. K de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van mr. X wordt gevoerd en tot zijn archieven en tot die zaken en personen als genoemd in artikel 60.e lid 1 en 2 Advocatenwet, desnoods met behulp van de sterke arm, en dat deze advocaat overeenkomstig diens taak in het belang van de continuïteit van het kantoor van mr. X en de cliënten van mr. X naar bevind van zaken maatregelen mag nemen waartoe mr. X als advocaat zelf bevoegd zou zijn, een en ander zolang de deken dat geraden acht en de aangewezen advocaat zich daartoe beschikbaar houdt;
– bepaalt voor zover hier niet op een andere acceptabele wijze in kan worden voorzien dat mr. K voornoemd mr. X vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor van mr. X zulks met uitsluiting van mr. X zelf, voor zover de statuten van deze stichting de deken de bevoegdheid geven bestuurders te ontslaan en te benoemen;
– bepaalt dat mr. K voornoemd zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een – ten laste van verweerder te brengen – vergoeding van ten hoogste (…) per uur, zulks met een maximum van 120 uur in totaal;
– bepaalt dat mr. X aan mr. K voornoemd binnen zeven dagen na dagtekening van deze beslissing op een door hem aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen van (…);
– bepaalt dat mr. X op eerste verzoek van de aangewezen advocaat en binnen zeven dagen na dit verzoek nadere voorschotten van (…) exclusief btw en reiskosten zal voldoen tot een totaal van (…) als (voorlopig) maximum.