Hof van Discipline d.d. 3 september 2007, nr. 4881
(mrs. Peeperkorn, Sterk, Paulussen, De Kok en Van Duren)
Degene die niet bereid is adviezen van advocaten op te volgen die afwijken van zijn wens om een kort geding tegen zijn wederpartij te voeren, heeft niet zonder meer recht op aanwijzing van een advocaat door de deken.
– Advocatenwet art. 13
Feiten
Klager is verwikkeld in een discussie met Z N.V., een waterleidingbedrijf. Z N.V. weigert klager een compleet overzicht te verstrekken van de (eind)- afrekeningen van waterleveranties in het jaar 2002/2003, omdat zij klager herhaaldelijk en afdoende antwoord op diens vragen daaromtrent zou hebben gegeven. Klager weigert betaling van openstaande facturen van Z N.V., omdat hij juist te veel aan Z N.V. zou hebben betaald. Z N.V. heeft klager in verband met achterstallige betalingen tweemaal afgesloten van de drinkwatervoorziening. Kort na de laatste keer heeft klager zich tot een advocaat gewend, die zich echter vanwege een later gebleken tegenstrijdig belang genoodzaakt zag zich uit de zaak terug te trekken. Hierna heeft klager tevergeefs getracht een andere advocaat te vinden voor het voeren van een kort geding tegen Z N.V. teneinde weer aangesloten te worden op de drinkwatervoorziening. Om die reden wendt klager zich tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen voor het voeren van een kort geding als hiervoor bedoeld. De deken wijst dit verzoek af omdat klager ‘daarmee kiest voor een dure en risicovolle confrontatie in rechte om de kwestie op te lossen’ en de deken de noodzaak daartoe vindt ontbreken. De deken is, mede op grond van het hem door de aanvankelijk door klager geraadpleegde advocaat ter beschikking gestelde dossier, van mening dat er nog voldoende mogelijkheden zijn Z N.V. te bewegen de watervoorziening te herstellen, bijvoorbeeld door betaling van de facturen ‘onder voorbehoud van rechten’.
Klacht
Klager verwijt de deken geen advocaat te hebben aangewezen, nu Z N.V. hem aansluiting op de drinkwatervoorziening onthoudt.
Verweer
De deken voert aan dat klager uitsluitend gespitst is op het voeren van een kort geding tegen Z N.V. en dat hij niet bereid is zich met betrekking tot het nemen van in deze zaak geëigende rechtsmaatregelen te laten leiden door het advies van de aan te wijzen advocaat. Klager kan zich opnieuw tot de deken wenden met een verzoek tot aanwijzing van een advocaat, indien hij wel bereid is vertrouwen te hebben in de behandeling van de zaak door een alsnog door de deken aan te wijzen advocaat en tevens bereid is het advies van die advocaat op te volgen, ook als dat negatief zou zijn met betrekking tot het aanspannen van een kort geding.
Overwegingen hof
Het hof is van oordeel dat de deken onder de gegeven omstandigheden op goede gronden heeft geweigerd aan klagers verzoek tot het aanwijzen van een advocaat te voldoen. Het acht de door de deken aan het aanwijzen van een advocaat verbonden voorwaarde, als hiervoor bedoeld, niet in strijd met een behoorlijke taakuitoefening door de deken. Derhalve staat de eigen houding van de klager in de weg aan een zinvolle aanwijzing als bedoeld in art. 13 Advocatenwet. Het hof acht het beklag derhalve ongegrond.
Beslissing hof
Het hof verklaart het beklag ongegrond.Tu