Raad van Discipline Leeuwarden 18 februari 2008
(mrs. Meijer, Geense, Vogelsang, Van der Meulen en Dijkema)
In het algemeen staat het een advocaat vrij zelfstandig onderzoek in te stellen naar voor de verdediging relevante feiten en in dat kader met getuigen te spreken, tenzij de verdachte met beperkingen is gedetineerd of in het geval de betreffende getuigen door het Openbaar Ministerie zijn gedagvaard of opgeroepen.
– Art. 46 Advocatenwet (4.2 Wat de advocaat betaamt tegenover getuigen)
– Gedragsregel 16
Feiten
Op 23 januari 2006 is een minderjarige aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van openlijke geweldpleging c.q. mishandeling. Mr. X heeft hem als piketadvocaat bezocht. Op 26 januari 2006 om 12.00 uur heeft een rechtmatigheidstoets plaatsgevonden van de inverzekeringstelling door de rechter-commissaris kinderrechter. Daaraan voorafgaand heeft mr. X per fax van 10.39 uur de kinderrechter een (gezamenlijke) verklaring gezonden van drie personen die getuigen waren bij de openlijke geweldpleging/mishandeling, waarvan naar hun zeggen ten onrechte werd aangenomen dat de verdachte zich daaraan had schuldig gemaakt, evenals een verklaring van de ouders van de verdachte. Op 27 januari 2006 heeft de politie dezelfde drie getuigen gehoord.
Klacht
Klager, hoofdofficier te Z, verwijt mr. X dat deze het onderzoek naar de waarheid heeft gehinderd door op eigen initiatief de getuigen op zijn kantoor te ontvangen en hen een gezamenlijke verklaring te laten afleggen voordat de politie deze getuigen had gehoord. Mr. X heeft hiermee de politie de mogelijkheid ontnomen om – zonder onderlinge afstemming vooraf – met ieder van de getuigen afzonderlijk te spreken. Klager verwijt mr. X bovendien dat deze, door het incident met de drie getuigen gezamenlijk te bespreken, vermoedelijk zelfs in aanwezigheid van de vader van de verdachte, op zijn minst de schijn heeft gewekt dat de verklaringen van de getuigen op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast was het risico zeer groot dat er onderlinge beïnvloeding heeft plaatsgevonden en dat een of meer getuigen zich niet meer vrij voelden om naar waarheid te verklaren. Het is zeer de vraag of een getuige in de gelegenheid is geweest of zich vrij heeft gevoeld de verklaring niet te tekenen. Het is niet de taak van een advocaat getuigen te horen. De authenticiteit van de verklaringen staat voorop. Mr. X heeft niet zelf bij de politie of de officier van justitie geïnformeerd of deze personen als getuigen zouden worden gehoord. Ouders en de verdachte krijgen geen bericht of bepaalde getuigen wel of niet worden gehoord, alleen eventueel de advocaat. Het horen van deze getuigen door mr. X had ook geen zin. Dat bleek ook wel omdat de overgelegde verklaring niet heeft geleid tot de vrijlating van de verdachte. Deze heeft pas de volgende dag plaatsgevonden.
Verweer
Mr. X heeft de ontkennende verdachte als piketadvocaat bezocht en zijn cliënt geadviseerd de namen van de getuigen die zijn onschuld zouden kunnen aantonen, aan de verbalisanten door te geven. Ook hebben de ouders van zijn cliënt de politie verzocht de drie getuigen te horen. Beiden kregen te horen dat zulks volstrekt onnodig was. Op verzoek van de vader hebben de drie getuigen hem en zijn echtgenote verteld, wat er was gebeurd, hetgeen eensluidende verklaringen opleverde. Toen mr. X bericht kreeg dat zijn cliënt door de rechtbank zou worden gehoord voor de inbewaringstelling (wat achteraf niet juist bleek, omdat in deze zitting de rechter-commissaris kinderrechter slechts de rechtmatigheid toetste) heeft hij daags tevoren de vader van zijn cliënt verzocht met de drie getuigen bij hem op kantoor te komen. Mr. X achtte het nodig de bijzonderheden van het voorval te weten. De drie getuigen zijn door hem gezamenlijk gehoord en zij legden een eensluidende verklaring af die door mr. X op schrift is gesteld. Mr. X bestrijdt dat hij de getuigen zou hebben beïnvloed. De politie had de getuigen terstond moeten horen, maar de politie vond dat niet nodig. Mr. X bestrijdt dat hij bevorderd zou hebben dat er onderlinge afstemming plaatsvond. Het was een vriendengroep en zij hadden al zo veel contact met elkaar gehad dat, als er beïnvloeding zou zijn geweest, die ook al had plaatsgevonden vóór zijn interventie. Het ging om een minderjarige verdachte. Na twee dagen kreeg hij bericht van de inbewaringstelling. Mr. X heeft geprobeerd de politie te bellen over het doen horen van genoemde getuigen, maar tevergeefs. De officier van justitie bellen heeft geen zin. Die kent de zaak niet en laat zich leiden door wat de politie hem vertelt. Het staat een advocaat volledig vrij met wie dan ook te spreken. Vader en vrienden maakten zich ongerust. Het Openbaar Ministerie heeft niet kenbaar gemaakt dat zij de jongens als getuigen wilde doen horen. In deze zaak hadden de jongens direct gehoord moeten worden. De jongens kenden elkaar heel goed en alleen al om die reden had dat direct moeten plaatsvinden. Authenticiteit was drie of vier dagen later niet meer aan de orde. De werkwijze van de politie is erop gericht dat de verdachte moet bekennen en de politie voert de druk op door hem vast te houden. Er zijn in de eerste drie dagen andere getuigen gehoord. Een termijn van vier dagen is veel te lang voor het horen van de onderhavige getuigen. Het voorarrest dient zo kort mogelijk te duren. Volgens de Europese aanbeveling 2003/2020 mogen minderjarigen niet langer dan twee dagen in de politiecel verblijven. Het slachtoffer, dat de verdachte kende, heeft nota bene aan derden moeten vragen wie hem had mishandeld. Ook dat was een reden om de aangifte met de nodige omzichtigheid te behandelen en een extra reden deze getuigen direct te horen. De officier van justitie had mr. X kunnen mededelen dat de politie deze getuigen wilde horen, maar ook dat is niet gebeurd. Mr. X heeft het verhaal van de jongens opgetekend. Hij heeft zich de belangen van de minderjarige aangetrokken en stond onder enorme tijdsdruk. Hij heeft de verklaring aan alle betrokkenen toegezonden vóór de zitting. De verdachte is kort na de zitting naar huis gezonden. Mr. X bestrijdt dat hem tuchtrechtelijk iets valt te verwijten.
Overwegingen raad
In het algemeen staat het een advocaat vrij zelfstandig een onderzoek in te stellen naar voor de verdediging relevante feiten en in dat kader met getuigen te spreken, tenzij de verdachte met beperkingen is gedetineerd of in het geval de betreffende getuigen door het Openbaar Ministerie zijn gedagvaard of opgeroepen. Vaststaat dat deze uitzonderingen genoemd in de eerste overweging zich niet hebben voorgedaan. Ook dient een raadsman zich te onthouden van al wat redelijkerwijs valt te verwachten aan de rechtmatige opsporing van de feiten door de justitiële autoriteiten nadeel zal berokkenen. Het is evenmin aannemelijk geworden dat mr. X door het horen van deze getuigen aan de rechtmatige opsporing van de feiten nadeel heeft berokkend. Het is van belang om een minderjarige zo kort mogelijk in voorlopige hechtenis te houden. Als een verdachte en zijn ouders aangeven, zoals in casu, dat er getuigen zijn die bij het incident aanwezig zijn geweest en kunnen verklaren dat de verdachte niet betrokken is bij het incident en vervolgens uit niets blijkt dat de politie zal overgaan tot het horen van deze getuigen, dan valt het volledig binnen de bevoegdheid van de advocaat voor de noodzakelijke verdediging van zijn cliënt om met getuigen te spreken en de voor verdachte ontlastende verklaringen op te nemen om deze te gebruiken voor de verdediging. Eén en ander klemt te meer, omdat mr. X bericht had gekregen dat op 26 januari 2008 de vordering tot bewaring zou worden behandeld, al bleek dat achteraf niet juist te zijn. Gegeven het feit dat een minderjarige volgens de vorengenoemde Europese richtlijn niet langer dan twee dagen in een politiecel hoort te verblijven en de politie had nagelaten binnen die twee dagen de getuigen, van wie ouders en verdachte hadden aangegeven dat deze getuigen de onschuld van de verdachte zouden kunnen aantonen, mocht van mr. X als advocaat van deze minderjarige zelfs worden verwacht in het kader van een passende verdediging dat hij deze getuigen hoorde. Het zou wellicht aanbeveling hebben verdiend, althans onder normale omstandigheden, als mr. X met de getuigen ieder apart en buiten aanwezigheid van de vader had gesproken, maar gezien de onderlinge relatie van de getuigen en het feit dat zij met elkaar en gezamenlijk met de ouders van de verdachte over de zaak hadden gesproken, terwijl de verklaring drie dagen na het incident is opgemaakt, was het argument van het risico van wederzijdse beïnvloeding op dat moment niet meer aan de orde.
Beslissing raad
Verklaart de klacht ongegrond.