Hof van Discipline, 3 november 2006, nummer 4587
(mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Driessen-
Poortvliet, De Ruuk, Hooykaas en Paulussen)
Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 24 april 2006
(mrs. Houterman, Caudri, Theunissen, Henselmans en Kneepkens)
Voor een klager staat geen hoger beroep open voor zover zijn klachten gegrond zijn verklaard. In hoger beroep kan op een door de raad aanvaarde klachtomschrijving waarmee de klager heeft ingestemd niet worden teruggekomen.
– Advocatenwet artt. 46c en 56 lid 1 onder a
Feiten
Klager heeft tegen mr. X een klacht ingediend, die door de raad gegrond is geacht. Aan mr. X is de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd. Klager is tijdig in beroep gekomen en stelt – voor zover hier van belang – dat ‘de straf (een enkele waarschuwing) ronduit belachelijk is in het licht van de delicten begaan door mr. X’ en dat ‘in het verslag van de zitting van de raad niet wordt ingegaan op mijn beschuldigingen van fraude, bedrog, valsheid in geschrifte en diefstal’. Het hoger beroep strekt tot vernietiging van de beslissing van de raad en gegrondverklaring van alle klachten met oplegging van een zwaardere maatregel.
Overwegingen hof
Ingevolge art. 56 lid 1 onder a van de Advocatenwet kan een klager slechts hoger beroep instellen als zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Dit betekent dat voor een klager geen hoger beroep openstaat voor zover zijn klachten gegrond zijn verklaard, dus ook niet indien hij van oordeel is dat de raad ten onrechte ter zake van de gegrond verklaarde klacht geen of een te lichte maatregel heeft opgelegd. In zijn memorie heeft klager aangevoerd dat de raad niet op alle door hem naar voren gebrachte klachten heeft beslist.
Blijkens het procesverbaal van de zitting van de raad heeft de voorzitter de inhoud van de klacht geformuleerd en heeft zowel klager als mr. X verklaard akkoord te gaan met deze formulering. De klachtomschrijving in de beslissing van de raad stemt hiermee overeen. Het is aan de tuchtrechter voorbehouden de inhoud van de door klager op de in art. 46c Advocatenwet voorgeschreven wijze ingediende klacht vast te stellen. Nu klager ter zitting heeft ingestemd met een door de raad aanvaarde klachtomschrijving en de door de deken bij zijn brief van 15 september 2005, waarmee hij de klacht ter kennis van de raad heeft gebracht, gevoegde stukken niets inhouden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de raad in redelijkheid niet tot deze uitleg heeft kunnen komen, wordt de stelling van klager dat de raad niet op alle door hem ingediende klachten heeft beslist, verworpen. Hieraan kan niet afdoen dat hij ter zitting van de raad mogelijk andere klachten naar voren heeft gebracht, aangezien deze niet op de voorgeschreven wijze waren ingediend en dus buiten beschouwing dienden te blijven. Uit het voorgaande volgt dat het door klager tegen de beslissing van de raad ingestelde beroep nietontvankelijk is.
Volgt
Nietontvankelijkheid verklaring van klager.