Raad van Discipline ‘sGravenhage, 9 oktober 2006, nummer 11421

(mrs. Geerdes, Brussaard, Kamminga, Meijer en Van der Wilk)

 

Er is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen indien een advocaat vasthoudt aan de geldigheid van een bestaande praktijk (het vorderen van nasalaris) wanneer jurisprudentie die dat uitsluit nog maar een kort tijdspanne daarvoor gepubliceerd is (niet meer dan een maand).

– Advocatenwet art. 46 (3.3.4. Fouten; 3.3.7. Wat nooit geoorloofd is)

– Gedragsregels 1 en 30

 

De feiten

Mr. X heeft de wederpartij van klager bijgestaan in een kort geding. Klager heeft die procedure verloren. Klager werd in die procedure veroordeeld tot betaling van een bedrag van 815 euro en daarnaast tot betaling van een bedrag van ‘salaris procureur en proceskosten ad 244 euro’. Mr. X heeft de advocaat van klager verzocht te (doen) betalen ‘binnen 14 dagen na heden proceskosten ad 1.060 euro, vermeerderd met de nakosten ad 131 euro’. Bij brief van 23 september 2005 laat mr. X de advocaat van klager weten dat nog geen betaling is ontvangen en dat hij een deurwaarder opdracht geeft tot betekening en executie. Op 17 oktober 2005 betaalt klager een bedrag van 1.060 euro aan mr. X. Mr. X laat door een e-mail van 18 oktober 2005 aan klager weten dat de verschuldigde nakosten niet zijn betaald en dat hij alsnog tot betekening en executie van het vonnis overgaat indien niet binnen drie dagen wordt betaald. In november 2005 heeft de deurwaarder het vonnis aan klager betekend en bevel tot betaling gedaan. Klager heeft alsnog de nakosten, vermeerderd met de kosten van betekening aan de deurwaarder voldaan. Bij brief van 24 november 2005 heeft de advocaat van klager aan mr. X laten weten dat klager inderdaad de nakosten verschuldigd is.

 

De klacht

Klager stelt dat mr. X geen recht had om het nasalaris te vorderen, omdat daarvoor geen wettelijke basis bestaat. Door de invordering toch door te zetten, is klager van mening dat mr. X niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig advocaat betaamt.

 

Verweer

Mr. X stelt dat hij op basis van het ‘liquidatietarief Rechtbank en Gerechtshoven’ aanspraak kon maken op het nasalaris. Mr. X stelt voorts dat zowel de advocaat van klager als de deurwaarder dit aan klager heeft laten weten. Het is dan ook naar de mening van mr. X aan klager zelf te wijten dat de kosten zijn verhoogd door betekening van het vonnis.

Voorts heeft mr. X ten aanzien van het arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 4 oktober 2005 (LJN AU5140) gesteld dat dit arrest pas eind oktober 2005 is gepubliceerd en van hem in november 2005 niet verwacht mocht worden dat hij in deze kwestie met deze uitspraak rekening zou houden.

 

Beoordeling van de klacht

De raad stelt vast dat op basis van het arrest van het Hof ‘s-Hertogenbosch van 4 oktober 2005 geen nakosten meer kunnen worden gevorderd, indien daartoe geen uitdrukkelijke titel bestaat. Tot dit arrest van het hof voornoemd was het gebruikelijk het nasalaris, ook zonder dat daartoe een uitdrukkelijke titel bestond, te incasseren. Naar huidig inzicht is dit niet meer mogelijk. Een advocaat die nu nasalaris vordert zonder titel, zou tuchtrechtelijk verwijtbaar kunnen handelen.

De raad dient het handelen van mr. X te beoordelen naar het moment van dit handelen. Op basis daarvan komt de raad tot het oordeel dat er een redelijke termijn in acht dient te worden genomen om van de relevante jurisprudentie kennis te nemen en zonodig het handelen daaraan aan te passen. Hoe lang deze termijn is, laat de raad in het midden. Het arrest is op 28 oktober 2005 gepubliceerd. Het door klager gestelde verwijtbaar handelen van mr. X heeft plaatsgevonden in november 2005. Gelet op de korte tijdspanne gelegen tussen de publicatie van het betreffende arrest en het handelen van mr. X is de raad van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aan de zijde van mr. X. De klacht is derhalve ongegrond.

 

Beslissing

De Raad van Discipline verklaart de klacht ongegrond.

Download artikel als PDF

Advertentie