Hof van Discipline, 7 april 2003, nr. 3667

(mrs. Fransen, Beker, Van der Hel, Tonkens-Gerkema en Driessen-Poortvliet)

Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 1 juli 2002

(mrs. Houterman, Van Dooren, Peeters, Erkens en Martens)

 

Neerleggen door een advocaat van een opdracht van zijn cliënt.

– Advocatenwet artikelen 13, 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)

– Gedragsregel 9 leden 2 en 3.

 

Feiten

Mr. X stond klager bij in een procedure. Na het wisselen van conclusies van eis en van antwoord is namens klager pleidooi gevraagd. Bij brief van 20 juli 2000 deelde mr. X aan klager mee dat hij in de procedure om pleidooi had verzocht om voor klager de benodigde tijd te winnen om een andere advocaat in te schakelen. In het kader van de gefinancierde rechtsbijstand bleek het niet mogelijk te zijn om een advocaat aangewezen te krijgen. Klager heeft de deken verzocht om gebruik te maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid ex art. 13 van de Advocatenwet. Bij brief van 2 oktober 2000 heeft de deken aan klager laten weten dat art. 13 van de Advocatenwet op procedures ziet die nog moeten dienen en dat in casu sprake was van lopende zaken waarin klager werd bijgestaan door mr. X, die Gedragsregel 9 lid 3 in acht te nemen had bij de beëindiging van in behandeling zijnde zaken; voor zoveel binnen zijn competentie vallend heeft de deken mr. X als advocaat aangewezen. De deken heeft afschrift van deze brief aan mr. X gezonden. Het pleidooi was bepaald op 18 januari 2001. Daags voor het pleidooi schreef mr. X in een brief aan de rechtbank dat hij vanwege een vertrouwensbreuk niet langer bereid was om klager als cliënt te beschouwen en niet anders kon dan zijn procureur opdracht te geven zich met onmiddellijke ingang aan de zaak te onttrekken met de mededeling dat mr. X niet ter zitting zou pleiten. Mr. X heeft de brief niet aan de rechtbank doch aan de procureur van de wederpartij gefaxt blijkens het faxnummer op de brief. De procureur van klager heeft zich aan de zaak onttrokken. Bij het pleidooi is slechts de wederpartij van klager verschenen en heeft deze om vonnis gevraagd. Bij vonnis van 7 maart 2001 heeft de rechtbank de vorderingen van klager afgewezen.

 

Inhoud van de klacht

Mr. X heeft zich als advocaat van klager in een procedure, waarin pleidooi was bepaald, teruggetrokken zonder dat klager bijstand genoot van een opvolgend advocaat. Daardoor is in de zaak niet voor klager gepleit en is daarna op verzoek van de wederpartij vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van klager zijn afgewezen. Mr. X heeft klager de datum van het pleidooi niet doen weten.

 

Overwegingen van de raad

Als gevolg van een vertrouwensbreuk tussen klager en mr. X heeft mr. X klager medegedeeld hem niet langer in een bepaalde procedure te willen bijstaan.Wanneer een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op een zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor te zorgen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt. Mr. X heeft nadat hij klager bij brief van 20 juli 2000 te kennen heeft gegeven klager niet langer als raadsman te willen bijstaan, in de zaak om pleidooi gevraagd. Toen klager op de datum van het pleidooi nog geen andere advocaat had gevonden heeft mr. X om een nieuwe datum gevraagd, welke datum werd bepaald op 18 januari 2001. Toen bleek dat klager nog steeds geen advocaat had gevonden heeft mr. X zijn procureur gevraagd zich uit de procedure terug te trekken, waarbij mr. X tevens om aanhouding van de zaak heeft gevraagd. De raad is van mening dat mr. X in dezen de zorgvuldigheid heeft betracht die van hem mocht worden verwacht. Hij heeft voldoende maatregelen genomen waardoor klager een halfjaar de gelegenheid heeft gehad een andere advocaat te zoeken. De raad is van mening dat klager na een halfjaar mr. X niet kan verwijten dat hij geen opvolgende advocaat heeft gevonden om zijn belangen in deze zaak te behartigen. De klacht dient derhalve als ongegrond te worden afgewezen.

 

Overwegingen hof

Nadat mr. X op 20 juli 2000 aan klager had laten weten niet langer bereid te zijn hem als raadsman bij te staan en klager had verzocht om een opvolgend advocaat te zoeken, had het op zijn weg gelegen om bij klager te informeren naar de stand van zaken. Gebleken is dat klager het nodige gedaan heeft om zich te voorzien van bijstand door een opvolgend advocaat. Klager heeft getracht om een advocaat aangewezen te krijgen zowel op grond van de Wet op de Rechtsbijstand alsook op grond van de aanwijzingsbevoegdheid van de deken ex art. 13 van de Advocatenwet. Op grond van de Wet op de Rechtsbijstand kan slechts een advocaat worden toegevoegd en niet worden aangewezen. De deken had geen bevoegdheid om mr. X als advocaat aan te wijzen omdat mr. X niet binnen het arrondissement van de deken ressorteerde. Tot aanwijzing van een andere advocaat was het nog niet gekomen op de datum dat het pleidooi plaatsvond. Mr. X moet hebben geweten dat klager moeite had met het vinden van een nieuwe advocaat, zeker gezien de brief van de deken van 2 oktober 2000, gericht aan klager, waarvan mr. X afschrift ontving. Ter zitting heeft klager onweersproken gesteld dat hij vanaf 20 juli 2000 voortdurend mr. X, althans zijn secretaresse, op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken bij het zoeken naar een opvolgend advocaat. Onder deze omstandigheid heeft mr. X gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt en in strijd met Gedragsregel 9 lid 3 door daags voor een gepland pleidooi de procureur te instrueren zich aan de zaak te onttrekken en niet zelf op het pleidooi te verschijnen. Temeer niet nu klager ter zitting heeft verklaard dat hij eerst op 22 januari 2001, derhalve vier dagen na het pleidooi, kennis kreeg van de datum van het pleidooi en van de omstandigheid dat mr. X noch zijn procureur aldaar ter zitting zou verschijnen. Mr. X heeft weliswaar de suggestie aan de rechtbank gedaan om de zaak aan te houden, doch een uitdrukkelijk verzoek om aanhouding is niet gedaan. Daarbij is overigens niet zeker dat de suggestie van mr. X om de zaak aan te houden de rechtbank ook tijdig heeft bereikt nu de fax niet is verzonden aan het faxnummer van de rechtbank.

De grief treft derhalve doel, zodat de beslissing waarvan beroep dient te worden vernietigd. De klacht wordt alsnog gegrond bevonden. Het hof acht de maatregel van berisping passend.

 

Volgt

– Vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch en opnieuw rechtdoende.

– Verklaart de klacht alsnog gegrond.

– Legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Download artikel als PDF

Advertentie