Raad van Discipline Den Haag, 2 juli 2007, nr. R 2808/07, 22B
(mrs. Holtrop, Borsboom, Kamminga, Maat en Nijhuis)
Geen algemene regel verplicht een advocaat om het voor een procedure verschuldigde griffierecht namens zijn cliënt voor te schieten.
Advocatenwet art. 46 (1.4 De kwaliteit van de dienstverlening; 1.4 Termijnen)
Feiten
Klager is vreemdeling. Mr. X heeft naar aanleiding van een beslissing van het COA van 1 juli 2006 ter zake van leefgeld dat aan klager werd verstrekt, een voorlopige voorziening bij de rechtbank gevraagd teneinde een beslissing te verkrijgen dat het leefgeld niet zou worden stopgezet. Ter zake van deze procedure heeft de griffie van de rechtbank mr. X op 31 augustus 2006 meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen veertien dagen nadien diende te worden voldaan, onder gelijktijdige mededeling dat het verzoek bij niet-tijdige betaling van het griffierecht tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Bij brieven van 1 en 14 september 2006 heeft de griffier van de rechtbank nogmaals om betaling van het griffierecht verzocht. Verweerder heeft deze verzoeken aan klager doorgeleid. De mondelinge behandeling van de voorlopige voorziening vond plaats op 27 september 2006 en werd bijgewoond door mr. X. Mr. X heeft klager, die niet was verschenen, tijdens een schorsing van de zitting gebeld omdat het griffierecht niet was betaald. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling van het griffierecht.
Klacht
Klager verwijt mr. X het betalingsverzoek van de rechtbank zo laat aan klager te hebben doorgestuurd, dat hij het griffierecht niet tijdig heeft kunnen betalen. Voorts verwijt klager mr. X het griffierecht niet te hebben voorgeschoten.
Verweer
Mr. X stelt klager bij brieven van 31 augustus 2006, 1 en 14 september 2006 te hebben gevraagd en geadviseerd het griffierecht te voldoen. Mr. X beschikt echter niet meer over deze brieven omdat hij het dossier aan een opvolgend advocaat heeft overgedragen. In het telefoongesprek dat mr. X tijdens de zitting met klager heeft gevoerd, heeft klager hem verteld het griffierecht wel betaald te hebben.
Overwegingen raad
De raad concludeert op grond van het door mr. X geschetste, door klager niet betwiste, verloop van het bewuste telefoongesprek dat mr. X klager de door hem beweerde betalingsverzoeken heeft gedaan.
De raad overweegt dat geen algemene voor advocaten geldende regel bestaat die een advocaat verplicht het voor een procedure verschuldigde griffierecht namens zijn cliënt voor te schieten. Derhalve treft mr. X geen verwijt dat het griffierecht voor de onderhavige procedure niet-tijdig is betaald. Evenmin kan aan mr. X worden verweten dat klager in deze procedure niet-ontvankelijk is verklaard, nu hij klager in het telefoongesprek dat hij met klager tijdens de zitting heeft gevoerd heeft voorgesteld het griffierecht alsnog te betalen, waartoe op dat moment nog de mogelijkheid bestond. De klacht is derhalve ongegrond.
Beslissing raad
De raad verklaart de klacht ongegrond.