Raad van Discipline Arnhem, 4 september 2006
(mrs. Zweers, Brandsma, Breuning ten Cate, Dam en Hallmans)
Hoewel het in het algemeen de voorkeur verdient dat een advocaat zelf zorg draagt voor oproeping van de te horen getuigen is zulks geen absolute verplichting. In beginsel is de advocaat verantwoordelijk voor het optreden van zijn procureur.
Advocatenwet artikel 46 (4.2 Deskundigen, getuigen, adviseurs)
Feiten
Mr. X is opgetreden als advocaat van een sportvereniging. Klager is bijgestaan door mr. A. Bij tussenarrest van het hof is getuigenbewijs opgedragen. Op 22 september 2005 zou onder meer van de zijde van de sportvereniging getuige Y worden gehoord. Y is toen niet verschenen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen teneinde de raadsheer-commissaris over de reden van afwezigheid van Y te informeren en aan te geven of alsnog prijs wordt gesteld op het horen van Y. Mr. X heeft daarop bij brief van 14 oktober 2005 aan zijn procureur bericht dat de afwezigheid van Y veroorzaakt is door miscommunicatie: mr. X heeft aan een bestuurslid van de sportvereniging verzocht Y te benaderen. Het bestuurslid heeft de datum van het verhoor aan Y doorgegeven. In het contact tussen het bestuurslid en Y is iets misgegaan. Y blijkt het getuigenverhoor te hebben genoteerd voor 23 september 2005. Op 22 september 2005 zou Y verhinderd zijn om te verschijnen vanwege een dringende privéverplichting. Voorts bericht mr. X zijn procureur dat hij er inderdaad prijs op stelt dat Y alsnog als getuige wordt gehoord. Mr. X vervolgt de brief met opgave van zijn verhinderdata en vermeldt dat mr. A zijn verhinderdata zelf zal opgeven. De procureur van mr. X stuurt de brief van mr. X aan de raadsheer-commissaris door. Niet is bekend of de procureur daarvan ook een kopie heeft gestuurd aan de procureur van mr. A. Een nieuwe datum voor het getuigenverhoor wordt vastgesteld op 15 december 2005. Omdat mr. A die dag verhinderd is, wordt op haar verzoek een nieuwe datum vastgesteld, te weten 1 december 2005. De procureur van mr. X is van één en ander door het gerechtshof bij brief van 7 november 2005 op de hoogte gesteld. De procureur zegt de wijziging van de datum telefonisch te hebben doorgegeven aan de secretaresse van mr. X. Volgens mr. X heeft zijn secretaresse een dergelijk bericht niet ontvangen. Y noch mr. X is ter zitting van 1 december 2005 verschenen. De raadsheer-commissaris heeft geen verdere aanhouding meer toegestaan en er is vervolgens arrest gewezen.
Klacht
Klachtonderdeel a
Y is tot twee keer toe wegens miscommunicatie tussen mr. X en Y niet verschenen, en mr. X is zelf bij het laatste verhoor evenmin verschenen – zonder opgaaf van redenen.
Klachtonderdeel b
Mr. X heeft eenmaal correspondentie aan het gerechtshof gestuurd zonder een kopie daarvan aan mr. A te sturen.
Overwegingen van de raad
Klachtonderdeel a
Hoewel het in het algemeen de voorkeur verdient dat een advocaat zelf zorg draagt voor oproeping van de te horen getuigen is zulks geen absolute verplichting. Onder omstandigheden kan hij dat ook overlaten aan derden zoals de cliënt. Mr. X heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij er in dit geval op mocht vertrouwen dat zijn contactpersoon bij de sportvereniging met wie hij al vaker afspraken had gemaakt, de datum en het tijdstip van het getuigenverhoor correct zou doorgeven. De raad ziet geen aanleiding om in twijfel te trekken dat Y zich vervolgens heeft vergist en 23 september in plaats van 22 september in zijn agenda had genoteerd. Mr. X valt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken dat deze getuige op 22 september 2005 niet is verschenen. Hetzelfde geldt voor beider niet-verschijnen op 1 december 2005. Vaststaat dat de procureur van mr. X na ontvangst van de brief van 7 november 2005, met daarin de nieuwe datum, deze niet aan mr. X heeft doorgestuurd maar volgens zeggen heeft volstaan met een telefoontje aan het kantoor van mr. X. De raad is van oordeel dat de procureur daarmee niet had mogen volstaan maar een schriftelijke bevestiging had dienen te versturen. Dan was de kans dat mr. X niet tijdig op de hoogte zou zijn geweest van de voortzetting van het getuigenverhoor te verwaarlozen geweest. Nu is mr. X in beginsel verantwoordelijk voor het optreden van zijn procureur. Dit is echter een afgeleide verantwoordelijkheid die maakt dat hem niet in alle gevallen waarin de procureur tekort is geschoten een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad is van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van een zodanig ernstige nalatigheid dat mr. X daarvan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt.
Klachtonderdeel b
Dit verwijt berust op een onjuiste feitelijke grondslag. Het is niet mr. X maar zijn procureur geweest die de desbetreffende brief aan het hof heeft gestuurd. Zo hoort het ook. De procureur van mr. X had van zijn brief aan het hof een kopie aan de procureur van de advocaat van klager moeten sturen, die op zijn beurt een kopie aan de advocaat van klager had moeten zenden. Of die laatste twee zendingen al dan niet hebben plaatsgevonden is de raad niet bekend. Ook hier geldt overigens weer dat mr. X verantwoordelijk is voor het optreden van zijn procureur, maar dat diens eventuele nalatigheid in dezen gezien de aard van de verweten handelwijze hem niet zodanig zwaar zou worden aangerekend dat hem ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit onderdeel van de klacht is dus eveneens ongegrond, en wel bij gebrek aan een juiste feitelijke grondslag.
Volgt
De klachten zijn ongegrond.