Een overzicht van de hanteerbaarheid van het wettelijk stelsel in de praktijk en de werking van de redelijkheid en billijkheid. ‘In het algemeen geldt: wie zekerheid wil, moet in gebreke stellen.’

In de vorige ‘Opfrisser’ wees Guido Schipper op het nut van een bijdrage in dezelfde rubriek over ingebrekestelling en verzuim, geregeld in de artikelen 6:81 BW tot en met 6:83 BW. Aan zijn oproep geef ik graag gehoor. Guido Schipper constateerde dat het vorderen van nog te vervallen betalingsverplichtingen (bijvoorbeeld bij niet-nakoming van een huurovereenkomst) niet praktisch is. De vordering kan in dat geval beter zijn gericht op schadevergoeding dan op nakoming. Maar daarvoor is vereist dat de schuldenaar in verzuim verkeert. Hoe is dat in de wet geregeld?

Hoofdregel is dat verzuim pas intreedt als de schuldenaar in gebreke is gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, en nakoming binnen die termijn uitblijft. Dit is op het eerste gezicht een duidelijke regel, maar het zijn de uitzonderingen op de hoofdregel en de jurisprudentie daarover die het gecompliceerd maken.
Zo geldt de hoofdregel niet in de situatie dat nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is. De artikelen 6:81 BW tot en met 6:83 BW missen in dat geval toepassing. Standaardvoorbeeld – dergelijke voorbeelden zijn vaak toch het meest illustratief – is de bruidsjurk die op de trouwdag niet gereed is. Artikel 6:83 BW noemt verder nog een aantal gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. De belangrijkste daarvan in het kader van deze bijdrage is het in artikel 6:83 onder c. genoemde geval: de schuldeiser moet uit een mededeling van de schuldenaar afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. In de rechtspraak is deze bepaling in de loop der jaren opgerekt: zo kan bijvoorbeeld onder ‘mededeling’ soms ook de ‘houding’ van de schuldenaar worden verstaan. De tekst van artikel 6:83 BW doet dus een meer beperkte uitleg vermoeden dan inmiddels in de jurisprudentie gebruikelijk is.

Van belang is verder dat de opsomming van artikel 6:83 BW niet limitatief is. Zo kan bijvoorbeeld ook op grond van gewoonte geen ingebrekestelling zijn vereist. En ten slotte erkent de rechtspraak nog gevallen waarin op grond van de redelijkheid en billijkheid verzuim van de schuldenaar kan worden aangenomen zonder ingebrekestelling, bijvoorbeeld wanneer uit de ernst van de tekortkoming of anderszins is gebleken van grote onkunde van de schuldenaar.
De uitzonderingen op de hoofdregel zijn ingegeven door de ‘hanteerbaarheid in de praktijk van het wettelijk stelsel’. De rechtszekerheid kan daarmee in gevaar komen, maar het komt de billijkheid ten opzichte van de teleurgestelde schuldeiser ten goede. De consequenties van een verkeerde keuze kunnen echter groot zijn: als de rechter oordeelt dat geen sprake is van verzuim omdat geen ingebrekestelling heeft plaatsgevonden, is de overeenkomst niet (buitengerechtelijk) ontbonden en is evenmin schadevergoeding verschuldigd. De schuldeiser kan dan met lege handen staan, terwijl hij terecht meent dat de overeenkomst niet goed is nagekomen.

Ik wil nog even terugkomen op de vorige ‘Opfrisser’. In het daar omschreven geval van niet-nakoming van een huurovereenkomst zal de vraag of al dan niet sprake is van verzuim meestal geen problemen opleveren. Als de huurder de huurpenningen niet tijdig betaalt, treedt verzuim zonder ingebrekestelling in (artikel 6:83 onder a BW). Hetzelfde geldt voor het geval dat de huurder de huurovereenkomst opzegt. Hij maakt daarmee duidelijk dat hij de huurovereenkomst niet zal nakomen (artikel 6:83 onder c BW). En als de huurder het gehuurde niet langer in gebruik heeft, zal hij in de meeste gevallen ook automatisch in verzuim zijn, omdat deze verplichting een wezenlijk onderdeel vormt van de huurovereenkomst. In deze gevallen zal dus met een omzettingsverklaring (artikel 6:87 BW: schadevergoeding in plaats van nakoming) kunnen worden volstaan.

Maar in het algemeen geldt: wie zekerheid wil, moet in gebreke stellen. Het komt echter voor dat de schuldeiser de schuldenaar eigenlijk niet meer in de gelegenheid wil stellen om na te komen. En als je als advocaat bij een zaak betrokken raakt, is het daarvoor soms ook al te laat.

Jolien van Woudenberg[1]

[1]    Advocaat bij Keizerhof Advocaten in Amsterdam.

 

Download artikel als PDF

Advertentie