Schaduw en Kortmann

De schaduwcommissie Kortmann, samengesteld uit jonge advocaten, gaf in het voorjaar in het Advocatenblad vrij-blijvend advies aan de echte commissie, en reflecteert nu op het rapport. ‘Van eindtermen word ik een beetje kriegel.’

De schaduwcommissie, in de wandelgangen Commissie Piep geheten, stelde in juni (Advocatenblad Special, 18 juni 2010) al unaniem vast dat de huidige opleiding te vrijblijvend was, een gebrek aan samenhang vertoonde, kwalitatief van onvoldoende niveau was, en dat het gedragsrecht veel te weinig aan bod kwam. De oplossing: ontwikkel één opleiding waarin meer ruimte is voor verdieping en specialisatie, laat stagiaires op hoofdgebieden kiezen, en professionaliseer de organisatie.
Toeval of niet: op grote lijnen komt de Commissie Kortmann in haar onlangs gepubliceerde rapport Met recht advocaat tot dezelfde conclusies als haar schaduwcommissie. ‘We worden weliswaar niet bij de geraadpleegde literatuur genoemd, maar ik kreeg toch wel een sterk gevoel van déjà vu naar onze eigen vergadering,’ constateert schaduwcommissielid Willem Loorbach. Dat geldt vooral de aanbeveling van Kortmann om de opleiding tot één geheel te smeden door duidelijke ‘leerlijnen’ uit te zetten – de schaduwcommissie opperde om de opleiding rond een grote casus te bouwen met enerzijds materieelrechtelijke vakken die iedereen nodig heeft, anderzijds de mogelijkheid om specialistische keuzevakken te volgen.
Door met inhoudelijk zwaardere hoofd- en keuzevakken te gaan werken wordt de tijd van de stagiaire zeker nuttiger besteed- prettig volgens strafrechtadvocate Annemarie van der Velden, die bij bijvoorbeeld een cursus bestuursrecht ‘weinig te zoeken heeft’. Maar om die verzwaarde opleiding over drie jaar uit te smeren, gaat haar toch te ver. ‘Ik denk dat een anderhalf jaar durende, verdiepende opleiding voldoende moet zijn. Het drie jaar lang volgen van keuzevakken met examens trekt een te zware wissel op je praktijk. Je hoeft ook niet alles te tentamineren – bij praktijkleervakken is dat sowieso al lastig – en je moet mensen ook een eigen verantwoordelijkheid geven.’

Algemene middelen
Het schoolsere karakter van de beoogde opzet – minder vrijblijvend door huiswerkopdrachten, meer tentamens – stelt hoge eisen aan de organisatie van de opleiding, zegt Law Firm School-alumna Marianne Valk: ‘Kortmann is niet blind voor de implicaties, bijvoorbeeld dat de opleiding een stuk duurder zal worden. Het lijkt me een goede zaak om dat, zoals Kortmann oppert, uit de algemene middelen te financieren.’
Ook de gedachte om universiteiten en professionele managers bij de opleiding te betrekken juicht ze toe. ‘Ik zou zeker suggereren dat de commissie die de plannen gaat uitwerken, te rade gaat bij de manager van de Law Firm School. Alleen al om de valkuilen te omzeilen.’
Hoe het materieelrechtelijke onderwijs ingevuld gaat worden, blijft in het rapport nog onduidelijk, signaleert Aubrey Valks. Als insolventiespecialist op een nichekantoor doet ze inhoudelijk hetzelfde als een Zuidas-advocaat, dus de kennis die LFS-studenten opdoen had ze in de Orde-opleiding graag ook opgedaan. ‘Dat Kortmann het nu wil uitbesteden, en een koppeling wil maken met de universiteit, is positief. Daarmee borg je de kwaliteit.’
En hoe moet de nieuwe opleiding zich tot de Law Firm School verhouden? Aubrey Valks: ‘De commissie zegt: vrijstellingen [aan LFS-studenten, red.] moeten nog maar mondjesmaat worden verleend. Maar een zwaardere beroepsopleiding wordt voor advocaten die daarnaast ook de LFS doen een te zware belasting. Je kunt je vanuit dat perspectief afvragen of je die twee niet in elkaar moet schuiven.’
Waarom niet? ‘Inhoudelijke vakken uit het verplichte curriculum zou je ook via de LFS kunnen volgen,’ zegt ook Mark Hüsen. ‘Of je dat nou via OSR doet of via de LFS maakt weinig uit.’

Cohesie
Het belangrijkste bezwaar van Alexander Peerboom tegen de LFS was destijds dat door het verschil in kwaliteit van de opleiding ook de onderlinge cohesie erodeerde. Peerboom: ‘Die ongewenste differentiatie wordt nu voorkomen door de héle beroepsopleiding aan te passen aan de eisen van deze tijd. De sociale cohesie blijft in stand door de praktijkleervakken binnen de lokale ordes te houden. Je wordt nu verplicht om éénmaal het Jonge Baliecongres bij te wonen. Prima.’
Sociaal advocaat Mark Hüsen heeft nog nooit een Jonge Baliecongres bezocht, en ook de noodzaak tot cohesie voelt hij niet zo. Sowieso is hij benieuwd wat er uiteindelijk van alle plannen terechtkomt. ‘Tijdens mijn studie bestuurskunde heb ik geleerd dat het uitvoeren van beleid een gebeurtenis apart is die leidt tot onvoorziene en onverwachte resultaten. Maar dat er iets gaat veranderen zit er wel in.’

Waar zitten ze?
Marianne Valk werkt bij Van Doorne op de Zuidas. Zij heeft in 2009 haar opleiding aan de Law Firm School afgerond. Willem Loorbach werkt bij Wybenga Wildeboer Van den Puttelaar in Rotterdam, en voert een gemengde civiele praktijk, waaronder incasso’s voor zeevarenden.
Mark Hüsen is advocaat bij het Advokatenkollektief Rotterdam met een klassiek sociale praktijk: arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en familierecht.
Alexander Peerboom adviseert bedrijven en particulieren bij Claassen Advocaten in Eindhoven.
Aubrey Valks werkt bij Turnaround Advocaten, een nichekantoor in insolventierecht, in Best.
Annemarie van der Velden is strafadvocaat bij Cleerdin en Hamer in Amsterdam. Zij casseert regelmatig bij de Hoge Raad.

Echte commissie over de schaduwcommissie
Het advies van de schaduwcommissie is in de échte commissie-Kortmann enthousiast ontvangen, aldus commissielid Louise van Veen. ‘We vonden het zeer bemoedigend om te lezen dat advocaat-stagiaires in dezelfde richting dachten. Dat komt wel goed, dachten we.’

Tatiana Scheltema, journalist

Advertentie