Het rapport van de commissie-Kortmann is ook bij OSR, een van de grootste aanbieders van VSO-vakken, goed gelezen. Directeur Marjan Bastiaan is er vooral blij mee.
Verrast is Marjan Bastiaan niet door het advies, al werd de presentatie met enige spanning tegemoet gezien. In de hoofdlijn kan ze zich goed vinden. ‘Maar op sommige punten vind ik Kortmanns kritiek te hard.’ Bastiaan doelt op de kop boven zijn interview in het vorige nummer van Het Advocatenblad: ‘Ik heb twijfels over het niveau van advocaten die net hun stage hebben afgerond’.
Een harde uitspraak
‘En een die ik niet deel. De advocaten die wij zien zijn eager, leergierig en ijverig. Dat zijn gewoon mensen die heel goede advocaten willen worden.’
Dat zegt nog niets over hun niveau.
‘Laten we dan duidelijk met elkaar afspreken wat we onder een goede advocaat verstaan. Wat voor advocaten heeft de maatschappij nodig en hoe kunnen we daar aan voldoen? En dat verandert door de jaren heen.’
In welke zin?
‘De mondigheid van de hedendaagse burger en de informatierevolutie van internet stellen nieuwe eisen aan advocaten. Die moet zijn beslissingen veel beter kunnen uitleggen en motiveren dan in het verleden. Vroeger kwam de burger met een probleem aan en vroeg de advocaat: help mij. Nu heeft hij het probleem op internet vaak al bijna opgelost – denkt hij – en komt hij bij de advocaat met een heel specifieke vraag. Als advocaat moet je goed kunnen uitleggen dat de oplossing die hij op internet heeft gevonden misschien toch niet de beste is. En door de mondigheid van veel mensen is daar een zekere tact voor vereist. Aan dat soort beroepsvaardigheden moeten we nog meer aandacht besteden.’
Dus als Kortmann pleit voor permanente aandacht voor de beroepsattitude bent u dat met hem eens?
‘Oh, zeker. Net als voor zijn pleidooi voor beroepsethiek. Dat zijn vakken die nu niet zo hard lopen, dus het is een goed idee om die verplicht in het curriculum op te nemen.’
Kortmann pleit onder meer voor minder vrijblijvendheid. Wat vindt u zelf van het geven van punten op grond van aanwezigheid?
‘Als de Orde dat wil veranderen, is dat aan de Orde. Er zijn inderdaad gevallen – niet bij ons – waarin een vak niet veel meer voorstelt dan een seminar, waarvoor de deelnemers twee keer per dag een aanwezigheidslijst moeten tekenen om hun punten te incasseren. Maar dat zijn uitzonderingen. Het is ook niet zo dat vakken die niet besloten worden met een tentamen, per se tot een minder actieve houding van studenten uitnodigen. Veel van onze cursussen worden gegeven door een rechter en een advocaat. De uitvoering van de opdrachten wordt zo vanuit twee invalshoeken beoordeeld. Dat is een heel activerende lesmethode, zeker niet minder dan een overhoring met een tentamen. Het doel is goede advocaten opleiden. De lesmethode moet in dienst staan van dat doel.’
Welke elementen spreken uit het advies u het meest aan?
‘De vraag om meer samenhang in het onderwijs. Tussen de rechtenstudie en de stagiaireopleiding en binnen de stagiaireopleiding. Kortmann heeft gelijk als hij zegt dat er tegenwoordig een erg grote verscheidenheid aan studenten de universiteiten uitwandelt. Afgestudeerden inter-nationaal recht verschillen erg van afgestudeerden civiel recht. Mede hierdoor wordt tijdens de Beroepsopleiding de stof van de universiteit voor een groot deel herhaald, terwijl die fase juist voor verdieping zou moeten zorgen.’
‘Waar ik het ook van harte mee eens ben, is dat we duidelijker de eindtermen van de nieuwe stagiaireopleiding moeten vaststellen. Met andere woorden: helder formuleren wat van een advocaat verwacht mag worden. En of de oude structuur nu blijft bestaan of niet, de opleiding zelf moet meer samenhang vertonen. Met de intellectuele verdieping ben ik het ook eens. Cognitieve verdieping gepaard aan verbetering van de beroepsvaardigheden.
Ik ben ook erg blij dat de commissie aandacht schenkt aan intervisie. Dat is een waardevolle manier van leren die in andere professionele beroepsgroepen als is doorgedrongen en die in de advocatuur nog in de kinderschoenen staat. Ik ben blij dat die door de commissie omarmd wordt.’
Eigenlijk louter instemming dus, wat betreft de adviezen.
‘Op één punt na. De commissie beveelt aan om het management van de nieuwe stagiaireopleiding uit te besteden aan een nieuwe organisatie. Dat baart me wel zorgen. Het lijkt alsof de onderwijskundige deskundigheid en organisatie van cursussen gescheiden worden. Ik hoop dat dit advies niet wordt overgenomen.’
Wat vindt u trouwens van de veelheid aan aanbieders van VSO-vakken?
Bij concurrentie is iedereen gebaat, daar ben ik dus niet op tegen. Het is nu te versnipperd. Met heel veel aanbieders die allemaal een klein stukje van de opleiding voor hun rekening nemen, bouw je geen continuïteit op. Ik snap best dat het commercieel een interessante doelgroep is, maar je moet er ook iets mee hebben. Anders kun je het beter niet doen.’
Arnoud Veilbrief, journalist