Wie zich snel een vreemde taal eigen wil maken, gaat naar Regina Coeli
‘De nonnen van Vught’ zijn goed, maar niet goedkoop
Regina Coeli is de officiële naam, maar in de volksmond heet het taleninstituut nog altijd ‘de nonnen van Vught’. De naam roept het beeld op van een afgelegen klooster in het Brabantse land, waar de cursisten op houten bankjes, onder toeziend oog van strenge nonnen, in serene stilte woordjes stampen. Met de werkelijkheid heeft dat weinig meer van doen.
De nonnen hebben plaatsgemaakt voor professionele taaltrainers, native speakers van de taal die ze onderwijzen. Het klooster heeft al lang geleden plaatsgemaakt voor mooie nieuwbouw in het bosrijke Vught. Om de nieuwbouw iets kloosterlijks te geven, zijn er veel kleine leslokalen en is er voor gezorgd dat de glazen voordeur extra zwaar opengaat. Dat zou de bezoeker het gevoel moeten geven niet zomaar een deur te openen, maar ‘binnen te treden’. Je moet het weten.
Uitstekende reputatie
Het voormalig klooster Regina Coeli (spreek uit: reedzjina tsjeelie) werd in 1903 opgericht door uit Frankrijk verjaagde kanunnikessen van de H. Augustinus. Klooster, internaat en school zaten onder één dak. De nonnen onderwezen in het Frans en deden dat zo goed dat het internaat in de wijde omgeving een goede reputatie kreeg. Zeker na de oorlog werd het steeds zeldzamer om meisjes naar een internaat te sturen, maar door de goede reputatie had de school een sterke troef in handen waarmee het ook in de nieuwe tijd kon overleven. In 1960 werd Regina Coeli een school voor vreemde talen.
Eén non is er nog. Het is zuster Annette, die af en toe langskomt, in alledaagse kleding. Zij is grootaandeelhouder van de stichting en bekommert zich onder meer om de bestemming van de winst die Regina Coeli maakt. ‘Die wordt voor 90% aan goede doelen uitgekeerd,’ zegt marketingmanager Vanessa van Riel-Hinrichs, terwijl ze koffie inschenkt. ‘Daaraan zie je nog de wortels van het klooster terug. We steunen een breed scala aan doelen. Hulp aan kindsoldaten, waterprojecten, de herbouw van een school na de tsunami in 2004. Daar zouden we publicitair misschien iets meer mee kunnen doen.’
Maar veel publiciteit heeft Regina Coeli niet nodig. Wie zich snel een vreemde taal eigen wil maken, gaat naar ‘de nonnen’. Tevreden oud-cursisten zorgen voor mond-tot-mondreclame. Het instituut heeft de economische crisis ook wonderwel doorstaan, ondanks de kostbare nieuwbouw waarvoor de contracten vlak voor de bankencrisis waren getekend.
Namen van oud-cursisten geeft men liever niet prijs, maar het is bekend dat de clientèle bestaat uit diplomaten, hoge ambtenaren en het hogere kader van het bedrijfsleven. Slechts 10% van de cursisten betaalt de training zelf. Het zijn volgens Van Riel veelal tweedehuisbezitters en echte liefhebbers die de taal van hun tweede land echt goed willen leren spreken. En die het zich natuurlijk kunnen veroorloven, want Regina Coeli is wel goed, maar niet goedkoop. Een week intensieve training kost inclusief btw 2.985 euro – daarbij zijn alle maaltijden en lesmateriaal inbegrepen, maar de prijs is exclusief overnachtingen.
Maatwerk
Een groepje mannen en vrouwen van in de dertig en veertig die voor een training Nederlands komen, krijgt een intro. ‘Een introductiegesprek’, verduidelijkt Van Riel. Even later gaat het groepje naar een andere ruimte. ‘Nu gaan ze in een persoonlijk gesprek niet alleen het taalniveau vaststellen, maar ook de leerstijl. Niet iedereen leert een taal op dezelfde manier. Sommigen zijn analytisch en werken graag met lijstjes en schema’s, anderen hebben juist baat bij een speelse, meer visuele aanpak. We zoeken uit wat het best werkt voor die persoon en stellen daar het programma, de aanpak en de docenten op af. Uiteindelijk komen alle cursisten met het doel de taal te gebruiken, maar de weg naar die competentie is niet voor iedereen gelijk.’
Het lesprogramma hangt ook af van het doel. ‘Iemand met een commercieel beroep zal meer zijn mondelinge vaardigheden willen verbeteren, terwijl het voor een advocaat daarnaast ook belangrijk is om te kunnen lezen en schrijven in een vreemde taal. Ook dat stemmen we van tevoren af, zodat je altijd een cursus op maat krijgt,’ aldus Van Riel.
Maatwerk betekent ook: toegepast op de beroepspraktijk van de cursist. De docenten van Regina Coeli hebben allemaal beroepservaring in de overheid of het bedrijfsleven. ‘Het zijn van oorsprong geen taaldocenten. Die competentie ontwikkelen ze bij ons in een uitgebreid opleidingsprogramma voordat ze les gaan geven. We willen dat ze beroepservaring hebben buiten het taalonderwijs, dan kunnen ze beter meedenken met de cursist. We hebben voor elke taal een of meerdere juristen. Ze kennen de beroepspraktijk en het vakjargon. Hier draait het niet alleen om het leren van de taal, maar ook om communicatie en leiderschap. Je kunt nog zo goed Spaans spreken, als je de plank misslaat in de manier waarop je communiceert of leidinggeeft, gaat het toch fout.’
Mobieltjes uit
Van Riel geeft een rondleiding door het gebouw. Elke taal heeft zijn eigen sectie. Die van Engels en Nederlands zijn het grootst. Daarna komen Frans, Duits en als laatste Spaans en Italiaans. Een portret van Shakespeare in een van de kleine kamertjes maakt duidelijk dat we ons in de Engelse sectie bevinden. Het raam geeft uitzicht op het uitbundige groen in de voormalige kloostertuin.
Nu valt de serene rust op die in het gebouw heerst. Op veel plaatsen staat het symbooltje van een mobiele telefoon met een rode streep erdoor. Regina Coeli vraagt haar cliënten om de Blackberries en de iPhones in het gebouw zo veel mogelijk uit te schakelen. ‘Verplichten kunnen we het niet, maar we stellen het erg op prijs. Als je telefoon afgaat tijdens een les, duurt het twintig minuten voordat je concentratie weer op het oude niveau is. Minimaal.’
Een groepje zacht pratende studenten passeert in de gang. ‘In het begin van de week hebben mensen nog een bepaalde schroom tegenover elkaar,’ vertelt Van Riel. ‘Maandagavond gaat iedereen ook braaf vroeg naar bed. Maar gaandeweg verloopt het contact losser. Op donderdagavond wordt het meestal gezellig laat. Vrijdag zitten sommigen wat minder fris tegenover je, zeggen de docenten. Maar na een paar dagen heb je die ontlading nodig, dat snap ik ook.’
Prikkeling en confrontatie
In de kleine kamertjes op de eerste verdieping zitten cursist en docent tegenover elkaar. Het is een unieke ‘een-op-een’-benadering: voor de forse vergoeding krijgt iedere cursist vier uur privéles per dag, van verschillende docenten. ‘Als je te lang tegenover dezelfde persoon zit, gaat de prikkeling verloren, voor de docent en de cursist. En van iedere docent pik je ook weer verschillende dingen op. Die afwisseling in benadering geeft de beste resultaten.’
Centraal op de eerste etage staat het multimedialokaal. Hier wordt de tijdens de privélessen
opgedane kennis ‘verankerd’ en worden grammatica, woordenschat en uitspraak geoefend. In de ruimte klinkt een zacht gemurmel van stemmen. Das habe ich nicht richtig verstanden, können Sie das bitte noch einmal wiederholen? herhaalt een Spaans klinkende man de tekst die op zijn monitor staat. ‘Hij krijgt door de koptelefoon zijn eigen uitspraak te horen en daarna de accentloze Duitse uitspraak’, licht Van Riel toe. ‘Een stukje confrontatie.’
Een ongetwijfeld effectieve lesmethode, maar toch maakt het multimedialokaal een licht gedateerde indruk, met zijn wat ouderwetse Windows-schermen. ‘Begin 2012 gaat onze nieuwe elektronische leeromgeving live,’ zegt Van Riel. ‘Een heel belangrijke investering. De volgende fase is het ontwikkelen van taalgames en apps. Je kunt wel Regina Coeli zijn, maar je zult je moeten aanpassen aan de tijd. De tieners en twintigers van nu zijn onze toekomstige klanten. Die worden op een heel andere manier geprikkeld dan onze huidige klanten. Als ik vergelijk hoe ik op school zat, met pen en blocnote, terwijl zij met de iPad naar school komen, daar zit een wereld van verschil tussen.’
Totale onderdompeling
Dan klinkt het signaal voor de lunchpauze. In de gloednieuwe lunchzaal zorgen het met hout beklede plafond en de zachte witte gordijnen voor een kalme atmosfeer. Er liggen broodjes, kaas, vleeswaren, salades en ja, ook kaassoufflés en frikadellen. De zaal vult zich met gemoedelijk geroezemoes. Op verscheidene tafels staan vlaggetjes, voor wie ook tijdens de lunch nog in de vreemde taal wil blijven spreken.
Hoe zwaar is een week in Vught? Naast de dagelijkse vier uur persoonlijke training en de oefeningen in het talenpracticum staan de cursist nog drie uur zelfstudie te wachten. ’s Avonds zijn er dan nog groepsactiviteiten en spelletjes, zodat de deelnemer elke avond – eventueel na een drankje in de hotelbar – uitgeput op bed ploft. Van Riel: ‘Zo ontstaat een totale onderdompeling in de vreemde taal. Dat lijkt op het eerste oog zwaar, maar de cursist hoeft zich als hij hier is om niets anders te bekommeren dan om zijn leerproces. De rest regelen wij. De cursist is dag in, dag uit met de taal bezig en maakt enorme sprongen voorwaarts. Maar niet alleen daarin schuilt de kracht van onze aanpak. We bieden ook een veilige omgeving, waarin mensen fouten durven te maken. De schroom om de taal te spreken, verdwijnt. We drukken onze cursisten altijd op het hart om die houding vast te houden. Een vreemde taal leren spreken is een kwestie van doen!’
‘Ik heb een cursus zakelijk en juridisch Engels gevolgd. Mijn Engels was al heel behoorlijk, maar ik wilde het net even wat beter hebben voor de correspondentie met onze internationale cliënten. Ik had niveau B1 en wilde naar B2.
Tja, hoe ziet zo’n dag eruit? Je begint met een intakegesprek met je mentor en daarna ga je naar je eerste een-op-een les. Vervolgens ga je naar het multimedialokaal om de stof op de computer te oefenen en daarna naar je tweede een-op-een les. Dat gaat zo de hele dag door. Dat is afmattend, hoor. Je spreekt de hele dag Engels, van ’s ochtends vroeg tot je ’s avonds laat je bed inkruipt. Zelfs het vragen om brood bij de lunch ging in het Engels. ’s Avonds rollenspellen en onderhandelen, ook in het Engels. Ik ben iemand die ’s avonds nog wel even een drankje aan de bar drinkt en ook dan praat je Engels. Halverwege de tweede dag begon het me te duizelen. Zat ik in het multimedialokaal naar het computerscherm te staren. Toen dacht ik: ik ga even een blokje om. Daarna ging het wel weer.
Het lijkt wel een beetje op hersenspoeling. Ik merkte aan het einde van de week dat ik alles automatisch in het Engels begon te vertalen. Zelfs plaatsnamen op verkeersborden. Broek in Waterland werd Trousers in Waterland. Dat is ook de bedoeling, dat je in het Engels gaat denken.
Het heeft geholpen, zeker. Ik heb echt een sprong gemaakt. Mijn woordenschat is flink uitgebreid, ik maak bepaalde fouten niet meer. Na ‘if’ mag je geen ‘would’ gebruiken. Dat soort dingen. De schroom om te spreken, die ik al niet erg had, is nog minder geworden. En je verbetert niet alleen de beheersing van de taal, maar ook je contactuele vaardigheden. Engelsen drukken zich indirecter uit dan Nederlanders. Als ik iets te bot formuleerde, werd ik daar in de een-op-een lessen keer op keer fijntjes op gewezen. Ook daarvan heb ik veel geleerd. Dat je er 20 punten voor de Permanente Opleiding voor krijgt van de Orde, is mooi meegenomen.
Het is niet goedkoop. Inclusief hotel kom je op een kleine 4.000 euro en aan omzetverlies kun je daar nog eenzelfde bedrag bij optellen. Ik zie het als een diepte-investering. Bovendien is het voor ons pure noodzaak als we onze klanten een bepaald serviceniveau willen bieden. Ik was niet de eerste van ons kantoor die naar Regina Coeli is gegaan en ik ben ook niet de laatste. Het is het geld waard, op één voorwaarde. Dat je de taal moet blijven spreken, anders zakt het zo weer weg. Het deed me denken aan blokken voor een tentamen. Als je daarna niet bezig bleef met de stof, was je het ook zo weer kwijt.’