Deze uitspraken zijn geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak,
bestaande uit P.J.M. Drion, C.B. Gaaf, W.F. Hendriksen, H.J.A. Knijff, E. van Liere en H. Uhlenbroek.
De uitspraken met LJN-nummer zijn integraal te raadplegen op www.tuchtrecht.nl.

 

Ontvankelijkheid beroep

–    Hof van Discipline 2 september 2011, LJN: YA2168

–    Raad van discipline Arnhem 8 november 2010, LJN: YA1212

Hoger beroep tegen de vaststelling van het salaris van een rapporteur uitgesloten.

–  Artt. 46, 56 en 60b Advocatenwet (6. Tuchtprocesrecht).

 

Feiten

De raad van discipline in het ressort Arnhem stelde desgevraagd een aan mr. Y toekomende vergoeding vast voor zijn werkzaamheden als onderzoeker van, rapporteur over en vertegenwoordiger van mr. X in het kader van een onderzoek als bedoeld in art. 60c Advocatenwet.

 

Beroep

Mr. X stelt beroep in tegen de beslissing van de raad tot toekenning van het honorarium.


Overwegingen hof

In paragraaf 4b van de Advocatenwet ‘De procedure inzake de onbehoorlijke praktijkuitoefening’ zijn op verschillende plaatsen bepalingen uit de elders in de Advocatenwet geregelde tuchtprocedure van overeenkomstige toepassing verklaard, maar niet de appelbepalingen. In de genoemde paragraaf is op diverse plaatsen de mogelijkheid van beroep dan wel verzet opengesteld tegen een aantal met name genoemde beslissingen, maar niet die ter zake van de beslissing ex art. 60d lid 3. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat tegen de beslissing ex art. 60d lid 3 geen hoger beroep openstaat.

Beslissing hof

Verklaart mr. X niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

 


Second opinion

–  Raad van discipline ‘s-Gravenhage 31 januari 2011, LJN: YA1501

Zorgvuldige belangenbehartiging en informatieverstrekking in het kader van de verstrekking van een second opinion.

–  Art. 46 Advocatenwet (1. De zorg voor de cliënt; 1.2 Vereiste communicatie met cliënt);

–  Gedragsregels 5 en 8.


Feiten

Klager is verwikkeld in een procedure tegen de IND betreffende ongewenstverklaring en intrekking van zijn verblijfsvergunning. In die zaak worden de belangen van klager behartigd door mr. A.

     Tussen klager en mr. A is verschil van mening ontstaan omtrent de verdediging van klagers belangen. Naar aanleiding hiervan heeft klager mr. X benaderd en verzocht om een second opinion uit te brengen. Mr. X heeft de aldus verkregen opdracht bevestigd bij brief. Voor de second opinion diende klager een bedrag van 750 euro als voorschot aan mr. X te betalen. Het voorschot is aan mr. X betaald. Mr X. heeft vervolgens het dossier bij mr. A opgevraagd, dat hem vervolgens in bezit is gesteld. Ongeveer twee weken later heeft mr. X klager bezocht in de penitentiaire inrichting. Vijf dagen later heeft mr. X een schriftelijke second opinion aan klager uitgebracht. Mr. X heeft in totaal 750 euro inclusief verschotten en btw aan klager in rekening gebracht.

Klacht

Klager verwijt mr. X dat hij zijn vertrouwen heeft geschonden. Mr. X heeft pas later het dossier bij mr. A opgevraagd, terwijl afgesproken was dat hij het dossier direct zou opvragen zodra hij de 750 euro had ontvangen. Mr. X is vijf minuten bij klager op bezoek geweest in de penitentiaire inrichting. Daarbij is klager duidelijk geworden dat mr. X geen kennis had van klagers zaak en dat hij het advies niet af had. De second opinion is niet objectief aangezien mr. X na het uitbrengen ervan contact heeft opgenomen met mr. B, een vroegere advocaat van klager, en met mr. A.

 

Overwegingen raad

Voorop dient te staan dat een advocaat voor het in overleg met zijn cliënt te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Voorts geldt dat de advocaat de verkregen opdracht zorgvuldig dient uit te voeren.

     Uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat mr. X bij het opvragen van het dossier niet onzorgvuldig te werk is gegaan; integendeel, hij heeft voortvarend gehandeld. Dat mr. A het opgevraagde dossier niet spoedig aan mr. X heeft toegezonden, valt mr. X niet te verwijten.

     Wat het bezoek van mr. X aan klager in de penitentiaire inrichting aangaat, heeft mr. X onweersproken aangevoerd dat hij aanvankelijk naar een verkeerde locatie was gegaan en zich daardoor pas laat bij de juiste locatie kon melden. Voorts heeft mr. X gesteld dat de bewaking vasthield aan het sluitingstijdstip. De korte duur van het gesprek was ook voor mr. X onbevredigend. Mr X heeft daarom aangeboden de volgende ochtend telefonisch verder te praten maar dat wilde klager niet. Mr. X heeft hierna bij brief van 9 maart 2010 klager schriftelijk geadviseerd over de mogelijkheden in zijn zaak. Mr X heeft de korte duur van het persoonlijk gesprek met klager gecompenseerd door het uitgebreide schriftelijke advies dat kort nadien aan klager is verstrekt. Uit dat advies blijkt dat mr. X ruimschoots is ingegaan op de aspecten die zijns inziens van belang waren. Van de juistheid van klagers stelling dat mr. X geen kennis had van zijn zaak is niet gebleken. Aan mr. X kan niet worden verweten dat dit advies nog niet gereed was bij zijn bezoek aan klager.

     Klager heeft zijn verwijt dat mr. X in zijn advisering niet objectief is geweest niet, althans onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat mr. X met klagers advocaat en zijn vorige advocaat contact heeft gehad brengt geen gebrek aan objectiviteit mee. Mr X is in de gegeven omstandigheden gebleven binnen de vrijheid die hij als belangenbehartiger van klager had.

 

Beslissing raad

–   Verklaart de klacht ongegrond.

 


Omzeiling wettelijke regeling

–  Raad van discipline Arnhem, 7 februari 2011, LJN: YA 1429

De wettelijke regeling betreffende de betekening van exploten dient ter bescherming van het belang van de beslagdebiteur, in casu klager. Het was mr. X (uiteraard) niet toegestaan die te omzeilen.

–  Art. 46 Advocatenwet (3. Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij; 3.1 Vrijheid van handelen; 3.2 Grenzen aan die vrijheid);

–  Gedragsregel 1.

Feiten

Tussen klager en A (de vrouw) is de echtscheiding uitgesproken. Er is een partneralimentatie van 3400 euro per maand overeengekomen. Twee jaar later is door klager een verzoek tot wijziging partneralimentatie ingediend bij de rechtbank. De belangen van A werden steeds door mr. X behartigd. In dat verband heeft mr. X aan A de volgende e-mail gestuurd: ‘U hebt denk ik meegekregen dat de deurwaarder één dezer dagen, waarschijnlijk zaterdag, zijn exploot zal betekenen voor meneer op het adres in Breda. Het beste zou zijn wanneer de deurwaarder niemand thuis aantreft waarna de stukken in een envelop worden achtergelaten. Is er toch iemand thuis die de deur open doet dan is het niet de bedoeling dat diegene zegt dat meneer wel op dat adres staat ingeschreven maar er niet daadwerkelijk woont. Dat zou allerlei ongewenste complicaties geven. Het beste zou het ook zijn wanneer meneer pas na dinsdag (dan vinden de beslagleggingen plaats) verneemt van de betekening door de deurwaarder. Ik hoop dat dit te regelen valt.’


Klacht

Mr. X had de alimentatiebeschikking niet op het adres van de dochter van klager te Breda mogen laten betekenen, omdat hij er niet woonachtig is. Mr. X heeft de waarborgen die de wet aan executoriaal beslaglegging verbindt welbewust willen omzeilen door de deurwaarder willens en wetens onjuiste informatie te verstrekken. Mr. X heeft het ertoe willen leiden dat klager pas nadat beslag was gelegd kennis zou dragen van de betekening, waardoor het door art. 430 lid 3 Rv te beschermen belang is geschonden.


Overwegingen raad

Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt.

     De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

     Niet ter beoordeling ligt voor of de onderhavige betekening naar de regels van het Wetboek van Rechtsvordering betreffende de betekening van exploten heeft plaatsgevonden, nu dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.

     De strekking van de wettelijke regeling betreffende de betekening van exploten is, dat de geadresseerde kennis neemt van hetgeen betekend wordt. Deze regel is geschreven ter bescherming van het belang van de beslagdebiteur, in casu klager en het was mr. X (uiteraard) niet toegestaan deze wettelijke regeling te omzeilen.

     In de gewraakte e-mail heeft mr. X aan haar cliënte geschreven, dat het het beste zou zijn wanneer klager pas na de beslaglegging van de betekening van de alimentatiebeschikking zou vernemen. Dat mr. X heeft betwist dat de e-mail aan haar cliënte als een instructie aan haar cliënte was bedoeld doet er niet aan af dat deze wel als zodanig kan worden opgevat. Mr. X had zich reeds daarom van de gewraakte mededeling moeten onthouden. Daarmee heeft mr. X niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Omdat mr. X er ter zitting blijk van heeft gegeven voor kritiek open te staan en bij haar handelwijze alleen het belang van haar cliënte heeft willen dienen, volstaat de raad met het opleggen van na te noemen maatregel.

 

Beslissing raad

–  
De klacht is gegrond en aan mr. X wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

 

Download artikel als PDF

Advertentie