Méér pathos, meer ruimte voor het slachtoffer in de rechtszaal, rechters die uitleggen wat ze doen. Maar ook de burger zelf draagt verantwoordelijkheid voor een goed functionerende rechtsstaat. Daarover ging het vrijdagavond tijdens de Nacht van de Rechtsstaat in Felix Meritis in Amsterdam.
Nog geen jaar geleden werd president van de Hongaarse Hoge Raad András Baka door de democratisch gekozen regering van Viktor Orbàn uit zijn functie gezet. De regering verlaagde ook de maximale leeftijd voor rechters van 70 naar 62 jaar, waardoor nieuwe, regeringsgezinde rechters konden worden benoemd. Dergelijke maatregelen trof de Duitse bezetter in het begin van de oorlogsjaren ook in Nederland. President van de Hoge Raad Geert Corstens haalde de zaak Baka aan om te illustreren hoe gemakkelijk het bergafwaarts kan gaan met een rechtsstaat en hoezeer de kwaliteit van die rechtsstaat afhangt van de bevolking. Begrip en vertrouwen in de instituties van de rechtsstaat is dan ook een eerste vereiste en moet niet alleen door rechters zelf, maar ook door parlement en regering worden uitgedragen.
‘Teveel logos, te weinig pathos’
Maar wat kan wel en wat niet in de rechtsstaat, vroeg Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer zich af naar aanleiding van een bericht dat de vader van Marianne Vaatstra met verdachte Jasper S. wil spreken. Vaststaat volgens hem dat de rechtspraak teveel is doorgeschoten in rationele processen. ‘We zien teveel logos, te weinig pathos. Als de rechter zijn kunstje maar doet. Maar de burger wil ervaren dat hem recht wordt gedaan.’
Meer aandacht voor de positie van slachtoffers is volgens de Ombudsman dan ook hard nodig en ook slachtoffer-dadergesprekken kunnen bijdragen aan meer begrip over en weer, en dus meer vertrouwen in de rechter. Dat het leed van slachtoffers meer dan nu moet worden geadresseerd, zoals staatssecretaris Fred Teeven bepleit, staat ook voor veel rechters buiten kijf.
Belgische tweefasestructuur
Maar als de positie van het slachtoffer wordt herzien, geldt dat ook de positie van de verdachte, zegt Erik van den Emster, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak tijdens de slotdiscussie. ‘Als je toestaat dat de verdachte zich moet “laten welgevallen” dat het slachtoffer zich uitspreekt over de eis die hij verwacht, zal er ook iets aan de kant van de verdachte moeten gebeuren.’
Van den Emster wijst op het Belgische Assisenhof, dat een tweefasestructuur hanteert: pas na beantwoording van de schuldvraag wordt over straffen gesproken. Want dat de verdachte nog geen dader is, is niet alleen een semantische discussie. Het strafproces draait immers om waarheidsvinding en dat is de taak van de rechter. ‘Je leest de stukken, je hoort de getuige en de verdachte. En na verloop van tijd denk je: ik moet nog zien dat het bewijs erin zit. Hoe praat je dan met die benadeelde, terwijl je misschien al twijfelt of er een veroordeling komt? Ik weet zeker dat hoe je het ook doet: het zal niet bijdragen aan het verwerken van wat dat slachtoffer is overkomen.’
Tekst: Tatiana Scheltema