Sinds de inwerkingtreding van art. 80a RO moet de cassatieadvocaat zich goed bewust zijn van de aangescherpte eis voor cassatiemiddelen die inmiddels onverkort geldt.

Op 1 juli trad de Wet versterking cassatierechtspraak in werking, waardoor art. 80a aan de Wet op de rechterlijke organisatie is toegevoegd.[1] Die bepaling houdt voor alle zaken bij de Hoge Raad in, dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard ‘wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden’.

Ontvankelijkheid en art. 80a RO
In strafzaken kan elke advocaat in Nederland ook na 1 juli 2012 nog steeds een cassatieschriftuur indienen. Anders dan in civiele zaken hoeft de strafpleiter (nog) niet de status van ‘advocaat bij de HR’ te hebben. Dat neemt niet weg dat ook aan de raadsman per 1 juli 2012 meer eisen worden gesteld. De HR heeft daarover bij uitspraken van 11 september 2012 een eerste invulling gegeven.[2]
     Voor de ontvankelijkheid van het cassatieberoep is sinds lange tijd al een schriftuur, houdende een of meer deugdelijke middelen van cassatie van de hand van een raadsman vereist (ingevolge art. 437 lid 2 en 447 lid 5 Sv). Bij gebrek aan een dergelijk middel werd de niet-ontvankelijkheid altijd al uitgesproken.[3] Daarnaast was er de bekende vereenvoudigde afdoening op de voet van art. 81 RO na een conclusie van de advocaat-generaal.
     Door art. 80a RO kan een cassatieberoep nu dus al bij de poort worden geweerd, wegens een gebrek aan belang of een anderszins kansloze klacht. Een niet-ontvankelijkheidverklaring kan pas volgen na een inhoudelijke beoordeling van de schriftuur, maar de winst wordt bereikt door de snelle ‘afwerking.’ Gelet op art. 80a lid 4 RO kan de HR namelijk volstaan met de motivering van het eerste lid en komt er van het parket ook geen conclusie, hetgeen een hoop werk scheelt.[4]
     Als voorbeelden van klachten met een gebrek aan belang geeft de HR, naast het aanvallen van voor de belanghebbende gunstige beslissingen, onder meer het achterwege laten van de in art. 27 Sr bedoelde aftrek, het ontbreken van een beslissing over het beslag,  het niet-vermelden van de wettelijke voorschriften, het niet-opnemen van de tenlastelegging of de vordering van het OM en het verzuim de zaak op de voet van art. 495b, eerste lid, Sv achter gesloten deuren te behandelen, terwijl de verdachte ten tijde van die behandeling meerderjarig was. Ook kleine schoonheidsfoutjes met betrekking tot de bewijsmotivering kunnen niet meer aan de HR worden voorgelegd. Voorheen leidden al deze klachten nog wel tot vernietiging en/of bewerkelijke hersteloperaties van de HR.
    
Bij klachten die niet tot cassatie kunnen leiden, moet onder meer gedacht worden aan klachten die geen beslissing van de rechter aanvallen, te feitelijk zijn of steunen op niet vastgestelde of aangevoerde feiten, niet voor het eerst in cassatie kunnen worden opgeworpen, de vrijheid van de feitenrechter miskennen of eisen stellen die het recht niet kent. Als er meerdere klachten in cassatie worden opgeworpen, dan volgt alleen de niet-ontvankelijkheid als niet één een behandeling in cassatie rechtvaardigt. In het andere geval worden de ondeugdelijke klachten dan op de voet van art. 81 RO afgedaan.
    
De onmiddellijke werking van art. 80a RO
Uit de conclusies van de A-G’s Knigge, Machielse en Vellinga bleek dat de wetgever zich niet zo druk heeft gemaakt om overgangsrecht aangaande art. 80a RO voor lopende zaken.[5] Het artikel kan volgens de wetgever meteen worden toegepast, zij het dat de HR het volgens hem niet zou toepassen op zaken die reeds in behandeling waren genomen. Onduidelijk bleef wat hiermee werd bedoeld. Knigge meende dat een redelijke oplossing kon worden bereikt door art. 80a RO alleen toe te passen op schrifturen die zijn ingediend na 1 juli 2012. Machielse zag evenwel geen inhoudelijk verschil tussen het reeds geldende art. 81 RO en art. 80a RO, zodat laatstgenoemde bepaling meteen kan worden toegepast op reeds voor 1 juli 2012 ingediende schrifturen. Vellinga wilde nog differentiëren tussen zaken die klaarblijk ongegrond zijn en zaken die klaarblijk zonder voldoende belang zijn.
     De HR stelt simpelweg vast dat art. 80a RO op zich meteen toegepast kan worden in alle lopende cassatiezaken, maar dat hij de cassatieadvocaat nog even respijt gunt om daarvan doordrongen te raken. Omdat de indieners van een schriftuur voor 1 juli 2012 nog geen rekening hoefden te houden met het nieuwe wapen van ons hoogste rechtscollege, wordt het artikel pas toegepast op schrifturen die vanaf die datum zijn binnengekomen. Ook heeft de HR een overgangsperiode ingesteld voor schrifturen die tot 1 oktober 2012 zijn ingediend. In die zaken zal hij terughoudendheid betrachten bij de toepassing van art. 80a RO.

Kortom
In de schriftuur zal het belang van het cassatieberoep nog eens benadrukt moeten worden. Van advocaten verlangt de HR ‘dat de schriftuur een toelichting bevat met betrekking tot het belang bij het ingestelde cassatieberoep en dus ook het – rechtens te respecteren – belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en een nieuwe feitelijke behandeling van de zaak’. Advocaten die dat na 1 juli 2012 onvoldoende hebben gedaan, zouden van de gelegenheid gebruik kunnen maken om pleidooi aan te vragen op de voet van art. 438 lid 2 Sv, al of niet schriftelijk.[6] Desnoods kan als laatste redmiddel nog in het antwoord op het (schriftelijke) standpunt van de A-G, dat art. 80a RO kan worden toegepast, in worden gegaan op de belangen.

Joost Nan[7]

 

[1]    Stb. 2012, 116 en 175.
[2]    HR 11 september 2012, LJN: BX004, BX0129, BX0146 en BX0132.
[3]    Zie hierover A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Kluwer 2009, p. 172 e.v.
[4]    Want dat is een bewerkelijke taak, vgl. Van Dorst, a.w., p. 65-66.
[5]    Zie bijvoorbeeld de conclusie van Knigge, punt 5.1.3 e.v.
[6]    Dat heeft de HR ook liever, zie art. VIII van het Procesreglement van de strafkamer van de HR.
[7]    Advocaat bij Gilhuis Advocaten te Dordrecht en lid van de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken.

 

Download artikel als PDF

Advertentie