Hoe ernstiger de zaak, des te langer de verjaringstermijn, zegt strafpleiter Inez Weski. ‘Hoe langer de termijn des te minder gewicht is verbonden aan het belang van de verdachte in een genoegzame verdediging.’
Weski zegt dat naar aanleiding van het aannemen van het wetsvoorstel van minister Opstelten in de Eerste Kamer, afgelopen dinsdag. Dat voorstel strekt ertoe dat misdrijven waar een maximale gevangenisstraf van twaalf jaar of meer op staat, niet meer verjaren. Dat geldt ook voor ernstige zedenmisdrijven tegen kinderen. Nu verjaren alleen de misdrijven met levenslange gevangenisstraf niet.
De verjaringstermijn van misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, wordt verlengd van twaalf naar twintig jaar. Hieronder vallen zware mishandeling of diefstal met geweld. De nieuwe wet treedt per 1 januari 2013 in werking.
Maar de verjaringstermijn bestaat volgens Weski niet voor niets. Ze noemt de beperkte geheugenfunctie van getuigen en aangevers. ‘Maar ook objectiveerbaar bewijs, zoals forensisch onderzoek, dat ooit op de plaats delict heeft plaatsgevonden, is na langere tijd vaak lastig of niet meer te reconstrueren.’
Weski noemt het aangenomen wetsvoorstel voor de ‘levenslange verjaringstermijn’ in combinatie met de kabinetsplannen voor het al effectueren van de straf als hoger beroep is ingesteld en ‘al die andere in gang gezette maatregelen tot beperking van de positie van de verdediging en het weggooien van de onschuldpresumptie. Die maken het strafdossier tot een tombola en de verdachte tot de machteloze toeschouwer. Kennelijk wenst dit kabinet geen verdediging op de snelweg naar een veroordeling.’

Download artikel als PDF

Advertentie