Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie beschouwt het manifest van zeven raadsheren uit Leeuwarden tegen de managerscultuur vooralsnog als een interne kwestie van de rechtspraak.
De raadsheren stellen in het manifest dat ze teveel worden afgerekend op de hoeveelheid zaken die ze afhandelen. Daardoor komt de kwaliteit van de rechtspraak onder druk te staan. De raadsheren beklagen zich verder over de werkwijze van de Raad voor de rechtspraak, die rechters onvoldoende inspraak zou bieden bij benoemingen.
Opstelten verklaarde dinsdag in de Tweede Kamer dat hij het positief vindt dat de raadsheren ‘hun zorgen naar voren brengen.’ Hij wil echter eerst het gesprek tussen de rechters en de Raad voor de rechtspraak afwachten. Het leerstuk van de machtenscheiding verplicht hem als politicus daartoe, aldus Opstelten. Wel zal hij het gesprek tussen de rechters en de Raad in de gaten houden. ‘Als ik denk dat ik daaraan een impuls moet geven, zal ik dat zeker doen.’
‘Een schokkend signaal’
Kamerlid Schouw van D66 wil dat de minister zelf rechtstreeks met de rechters in gesprek gaat. Hij noemde hun manifest dinsdag ‘een schokkend signaal.’ Hij wees op de grote steun die de Friese raadsheren van collega-rechters hebben gekregen. ‘Het is de eerste keer in de Nederlandse geschiedenis dat zoveel rechters opstaan.’
Kamerlid De Wit van de SP onderschreef de klacht van de raadsheren over de managerscultuur. Rechters zijn volgens hem daarin verworden tot ‘productiemedewerkers.’
Kamerlid Van der Steur van de VVD meende dat het manifest van de Friese raadsheren meer gelezen moet worden als een aanklacht tegen de Raad voor de rechtspraak.
Tekst: Maarten Bakker