Op 1 januari 2013 zijn er nog elf dekens (als de turbo die op de splitsingswet voor Oost-Nederland is gezet het wetsontwerp tijdig door de Eerste Kamer loodst; anders zijn het er tien). Het Dekenberaad zal dan voortgaan als het collectief van elf lokale toezichthouders; een achttal dekens defungeert dus. Hen zijn we dank verschuldigd. Dat geldt natuurlijk ook voor de blijvers.
Het Dekenberaad heeft zich voortvarend ontwikkeld tot een constructief en productief gezelschap dat bijdraagt aan de kwaliteit en homogeniteit van het lokale toezicht. Eén van de acties van het Dekenberaad is om werk te maken van betere toepassing van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
Voor de goede orde nog maar eens: het overgrote gedeelte van de ‘eigenlijke’ advocatenpraktijk leidt niet tot een meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties maar heel veel in de advocatuur gebruikelijke dienstverlening toch wel degelijk en dan is nakoming van de wettelijke meldingsplicht geboden. En in kritische ogen lijkt die nakoming aan de magere kant.
Het Dekenberaad heeft het initiatief genomen om een landelijke helpdesk te creëren waar alle Wwft-informatie wordt geconcentreerd, alle nieuwe ontwikkelingen worden verzameld en alle antwoorden op alle denkbare vragen worden voorbereid; die helpdesk zal ook proactief informatie over de Wwft-thematiek de wereld in slingeren en het nodige doen aan kennisonderhoud over Wwft-verplichtingen voor advocaten. Dan gaat het dus niet alleen over de meldingsplicht maar ook over de verplichting tot cliënt-identificatie (et cetera).
Die helpdesk krijgt gastvrijheid van het Bureau van de Haagse Orde. Het is opnieuw een blijk van de energie die binnen onze beroepsorganisaties wordt ontwikkeld om de voorwaarden en de borging van de kwaliteit en de integriteit van de praktijkuitoefening verder te bevorderen.
Interessant is in dit verband een heel recente uitspraak van het EHRM.[1]
De Parijse advocaat Michaud betwistte de geldigheid van zijn wettelijke meldingsplicht van ongebruikelijke transacties. Het EHRM heeft beslist dat die wettelijke plicht geen schending is van artikel 8 EVRM. Maar de uitspraak is zeker geen vrijbrief om achteloos met wetgeving het recht weg te schrijven van cliënten op vertrouwelijke omgang met hun advocaat. Het hof benadrukt dat artikel 8 EVRM dat vertrouwelijkheidsrecht juist beschermt en dat de inperking waarover Michaud klaagt alleen toegelaten is omdat (cumulatief) de meldplicht zich beperkt tot activiteiten die verwijderd zijn van de advocatuurlijke kerntaak van het bijstaan van cliënten in gerechtelijke procedures en er een filter is gecreëerd ter bescherming van het beroepsgeheim; de verplichte melding wordt gedaan aan de deken (met zijn afgeleid verschoningsrecht) en niet (rechtstreeks) aan een publieke toezichthouder zonder geheimhoudingsplicht.
Kortom: wel een inbreuk op het vertrouwelijkheidsrecht in de cliënt-advocaatrelatie maar een zeer specifiek gerechtvaardigde en zeker ook zeer beperkte. En de absoluutheid van het privilege, daarvan wisten we toch al dat die niet gegeven is.
Goed dat hier een expertisecentrum voor komt!
[1] EHRM 6 december 2012, nr. 12323/11, Michaud t. Frankrijk, op internet te vinden in de HUDOC-database.