Hulpverleners die aangifte doen van geweld tijdens het werk, krijgen nauwelijks te horen wat daarmee is gebeurd. Dat blijkt uit een onderzoek naar het beleid van de DSP-groep.
Nog veel hulpverleners doen geen aangifte van geweld tijdens het werk. Ze verwachten tijdrovende procedures of vermoeden dat de klacht bij het Openbaar Ministerie in een la blijft liggen. Vaak zijn ze bang voor represailles. Vooral onder het ziekenhuispersoneel heerst vaak ook nog eens de gedachte dat agressie nou eenmaal bij het werk hoort.
Dat zegt Rick Franx van de stichting Hulp voor hulpverleners. ‘Vaak merk ik bij lezingen dat de aangiftebereidheid niet zo groot is. Vooral bij ziekenhuizen.’ De straffen zijn dan hoger geworden, zegt Peter Peerdeman van het project Veilige Zorg. ‘Maar dat neemt niet altijd de angst weg voor represailles.’ Volgens hem kennen veel hulpverleners het strafrecht niet, dus laten ze het er maar bij zitten.
Overheidspersoneel dat te maken krijgt met geweld, worden te summier geïnformeerd over hun aangifte. De nazorg moet beter worden geregeld, schrijven ook de ministers Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) en Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. De laatste twee jaar heeft Opstelten de aanpak van geweld tegen hulpverleners tot speerpunt verheven.
Vandaag verscheen, in opdracht van het kabinet, een onderzoek naar het beleid van de DSP-groep. Daaruit blijkt dat hulpverleners nauwelijks te horen krijgen wat er met de aangifte is gebeurd. Adviseur Sander Flight van het onderzoeksbureau zegt dat ook de werkgevers zelf actief moeten uitdragen dat geweld op de werkvloer een probleem is. ‘Een buschauffeur die te maken heeft gehad met agressie voelt zich meer gesteund als hij weet dat een dader fors wordt gestraft.’
De ministers beloven betere communicatie in de brief. ‘Werknemers met een publieke taak dienen zich gesteund te voelen door de politie en het OM.’ Het slachtoffer van geweld moet, stellen de ministers, beter worden geïnformeerd. Ook wanneer de dader niet wordt vervolgd.
Tekst: Kim van Keken