Door cliënten van klager een brief te sturen waarin op zijn minst de suggestie werd gewekt dat zij niet goed werden bijgestaan, heeft mr. X het vertrouwen van de cliënten in klagers kantoor en in de advocatuur ondermijnd.
Feiten
Mr. X is werkzaam geweest op het kantoor van klager. Partijen zijn – niet in goede harmonie – uit elkaar gegaan. Mr X. heeft een aantal voormalige cliënten van het kantoor van klager aangeschreven met onder meer de volgende mededeling: ‘Aangezien een advocaat verplicht is zijn cliënteel behoorlijk over te dragen, als zich die noodzaak voordoet en dat in uw geval niet heeft kunnen gebeuren, bestaat het gevaar, dat uw zaak niet die aandacht heeft gekregen die noodzakelijk was. Mij is inmiddels helaas gebleken, dat er inderdaad niet altijd sprake is geweest van toereikende bijstand.’
Nadat klager hierover bij de deken had geklaagd, adviseerde de deken mr. X dringend de aanschrijving van cliënten te wijzigen. Mr. X erkende hierop dat het bezwaar terecht was en dat de door hem gekozen formulering met betrekking tot het kantoor van klager onzorgvuldig was geweest. Mr. X heeft vervolgens de deken concepten voorgelegd voor een brief aan klager waarin mr. X klager zijn excuses aanbood, alsmede voor een herstelbrief aan de cliënten. Klager en mr. X discussieerden vervolgens over de vraag aan hoeveel (en welke) cliënten de oorspronkelijke brief was verzonden. Mr. X heeft de herstelbrief aan de cliënten uiteindelijk niet verzonden.
Klacht
Mr. X heeft bestaande klanten van het kantoor van klager aangeschreven en daarbij op zijn minst de suggestie gewekt dat klanten niet goed door het kantoor van klager worden bijgestaan.
Overwegingen raad
Mr. X heeft erkend dat de door hem in de oorspronkelijke brief aan zijn (voormalige) cliënten gekozen formulering met betrekking tot het kantoor van klager onzorgvuldig is geweest.
Ook de raad is van oordeel dat mr. X door deze brief op zijn minst de suggestie heeft gewekt dat de cliënten door het kantoor van klager niet goed werden bijgestaan. Met deze brief heeft mr. X het vertrouwen van de cliënten in klagers kantoor en in de advocatuur ondermijnd. Hierdoor heeft mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
De maatregel van een enkele waarschuwing is passend en geboden. Weliswaar heeft mr. X aan klager excuses gemaakt, maar het herstel van de aan mr. X verweten gedraging heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden. Op mr. X rustte de plicht en de verantwoordelijkheid de brief te rectificeren. De discussie met klager over de personen aan wie de herstelbrief gestuurd zou moeten worden ontslaat mr. X niet van die verplichting. Bovendien had deze discussie niet gevoerd behoeven te worden als mr. X had bijgehouden aan wie hij de eerste brief had gestuurd. Mr X. had zich vooraf beter moeten realiseren wat de consequenties van de gewraakte brief hadden kunnen zijn en een lijst had moeten bijhouden waaruit zou blijken aan wie de desbetreffende brief was verzonden.
Beslissing raad
Verklaart de klacht gegrond en legt aan mr. X de maatregel van enkele waarschuwing op.