Sinds art. 22b Sr begin vorig jaar werd ingevoerd kunnen taakstraffen niet meer worden opgelegd voor misdrijven waarop zes jaren of meer gevangenisstraf is gesteld én die een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge hebben gehad. Hoe gaan rechters hiermee om?
Tekst: Philine America1
Sinds de totstandkoming van het Nederlands Wetboek van Strafrecht (1886) komt de rechter een grote vrijheid toe bij de straftoemeting. In het huidige politieke klimaat is het vertrouwen in de rechterlijke macht niet meer vanzelfsprekend en wordt de beoordelingsvrijheid van de rechter aan banden gelegd. Zo ontstond op 14 oktober 2007 naar aanleiding van een aflevering van het VARA-programma Zembla maatschappelijke en politieke verontwaardiging over de toepassing van de taakstraf door de Nederlandse rechter. In het programma werd kritiek geuit op de situatie dat rechters in Nederland ook ‘kale’ taakstraffen (zonder gevangenisstraf) opleggen aan daders van ernstige delicten en dat het OM taakstraffen eist tegen verdachten die al eerder een taakstraf opgelegd hebben gekregen.
Twee dagen na de uitzending werden Kamervragen gesteld, waarna toenmalig minister van Justitie Piet Hein Donner een onderzoek uitzette bij de Raad voor de Rechtspraak en het College van procureurs-generaal. Het onderzoeksrapport verscheen in 2008.2 Hoewel de algemene conclusie van het onderzoek luidt dat officieren en rechters in het algemeen handelen conform het oogmerk van de wetgever (‘geen taakstraffen voor ernstige delicten’3) en de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten het wetsvoorstel overbodig vonden4, achtte de minister van Justitie maatregelen aangewezen. En zo werd op 3 januari 2012 art. 22b Sr ingevoerd.5
Artikel 22b Sr
Nu de wetswijziging ruim een jaar van kracht is, kan gekeken worden hoe rechters in de praktijk omgaan met dit taakstrafverbod. Past de rechter het strikt toe of maakt men (ruimhartig) gebruik van ontsnappingsmogelijkheden? Maar alvorens op deze vragen in te gaan, is het zaak het huidige art. 22b Sr diepgaander te bespreken. Lid 1 bepaalt in de eerste plaats dat een taakstraf niet kan worden opgelegd voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld én dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad. In de memorie van toelichting is te lezen dat deze criteria moeten voorkomen dat voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven een taakstraf wordt opgelegd.6 Het formele criterium (het wettelijke strafmaximum) wordt ingevuld door de straf die in de delictsomschrijving staat aangegeven. Strafverminderende omstandigheden zoals poging of deelneming zijn niet van invloed op het strafmaximum.7 Het materiële criterium (ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit) staat in het teken van de gevolgen die het gepleegde misdrijf heeft gehad. Bij zeden- en geweldsmisdrijven is in beginsel steeds sprake van een inbreuk op de lichamelijke integriteit. De ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit is bepalend voor de mogelijkheid om een taakstraf op te leggen. In de memorie van toelichting is een aantal voorbeelden opgenomen die dienen ter verduidelijking van dit criterium. Zo is het opdringen van een tongzoen bijvoorbeeld te kwalificeren als verkrachting, terwijl er dan geen sprake is van een ‘ernstige’ inbreuk op de lichamelijke integriteit. Dit strafbare feit kan dus in principe met een taakstraf worden bestraft. Een verdachte die bij een vechtpartij zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt, kan daarentegen niet enkel met een taakstraf worden bestraft.8 In veel gevallen zal niet direct duidelijk zijn of sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In een dergelijk geval wordt aan de rechter overgelaten om te beoordelen of een taakstraf een passende straf is.9
Voorts bepaalt art. 22b, lid 1, sub b, Sr dat een taakstraf niet wordt opgelegd in geval van veroordeling voor een aantal specifieke delicten, zoals bijvoorbeeld wederspannigheid (art. 181 Sr), kinderpornografie (art. 240b Sr) en jeugdprostitutie (art. 248b Sr). In deze gevallen is het niet vereist dat tevens sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het bezit van één kinderpornografische afbeelding kan dus niet met (alleen) een taakstraf worden afgedaan.10
Volgens het tweede lid kan een veroordeelde ook geen taakstraf worden opgelegd indien de veroordeelde vijf jaren voorafgaand aan het door hem gepleegde misdrijf wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van art. 22g Sr de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen. Een beperking van de toepassing van de taakstraf voor een soortgelijk delict zou, volgens de memorie van toelichting, passend zijn, aangezien een eerdere taakstraf kennelijk geen gedragsverandering heeft bewerkstelligd.11 Deze beperking geldt, gelet op de wettekst, niet indien er door de verdachte tijdens een nog lopende zaak wordt gerecidiveerd.12
In het derde lid is een uitzonderingsgrond opgenomen die bepaalt dat van de beperkingen in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. De wetgever heeft bewust gekozen voor een combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het punitieve karakter van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.13 De wet bepaalt echter niets over de lengte, zodat een flinke taakstraf in combinatie met een korte symbolische onvoorwaardelijke gevangenisstraf dus mogelijk is.
Het taakstrafverbod in de praktijk
Actuele gegevens met betrekking tot de toepassing van art. 22b Sr ontbreken.14 De Raad voor de Rechtspraak heeft aangegeven vooralsnog geen aanleiding te zien zijn mening over het artikel, zoals geuit vóór de invoering, te herzien. De Raad voor de Rechtspraak is kort gezegd van mening dat het artikel een ernstige aantasting vormt van de rechterlijke straftoemetingsvrijheid, terwijl hiervoor geen empirische noodzaak bestaat, met het gevolg dat de rechter in specifieke gevallen kan worden beperkt in het opleggen van passende sancties.15
Jan Moors, rechter bij de Rechtbank Amsterdam en lid van de woordvoerderspool, bevestigde het standpunt van de Raad voor de Rechtspraak tijdens een interview.16 Volgens Moors is er nog weinig ervaring met het taakstrafverbod bij ernstige zeden- en geweldszaken, nu art. 22b Sr slechts van toepassing is op strafbare feiten gepleegd na 3 januari 2012 en het vaak enige tijd duurt voordat dergelijke zaken worden aangebracht. Moors vermoedt echter dat rechters zich in deze zaken minder snel beperkt zullen voelen in hun straftoemetingsvrijheid, omdat in dergelijke zaken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer voor de hand ligt dan een taakstraf.
Mocht de rechter een taakstraf wel een passende sanctie vinden, dan biedt, volgens Moors, het derde lid van art. 22b Sr een mogelijkheid wanneer de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Op grond van het derde lid kan de rechter immers een taakstraf opleggen in combinatie met een korte (symbolische) onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de tijd van het voorarrest. Ingevolge art. 27 Sr wordt de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis dan in mindering gebracht op de gevangenisstraf, waardoor de veroordeelde in de praktijk na de zitting slechts een taakstraf dient uit te voeren.17 Met name bij minder ernstige zaken, waarbij de verdachte niet in voorarrest heeft gezeten, wordt het taakstrafverbod wel als problematisch ervaren. Rechters hebben deze ervaring, aldus Moors, met name bij zaken die onder het tweede lid vallen. Bij soortgelijke recidive ten aanzien van een minder ernstig delict, wordt een taakstraf, mede gelet op de specifieke omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, als strafmodaliteit vaak passend geacht. Nu dat op grond van het tweede lid niet meer mogelijk is, dient de rechter in een dergelijk geval te kiezen tussen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een lichtere straf dan een taakstraf, zoals een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete. Volgens Moors ligt het dan vaak voor de hand te kiezen voor een lichtere straf.18
Navraag binnen de strafrechtadvocatuur19 bevestigt het door Moors geschetste beeld. De ervaring is dat het OM en de rechterlijke macht niet altijd acht slaan op het taakstrafverbod. Het komt dus voor dat de rechter een taakstraf oplegt, terwijl dat naar de letter van de wet niet mogelijk is.
Parlementaire dadendrang
De wet biedt verschillende mogelijkheden om het taakstrafverbod te omzeilen. Hoewel de rechter deze mogelijkheden in de praktijk ook benut, staat voorop dat art. 22b Sr, zonder gebleken noodzaak, de rechterlijke beoordelingsvrijheid inperkt. Dit is kwalijk. Het vertrouwen dat de wetgever altijd heeft gehad in de rechtspraak lijkt tegenwoordig door de ‘dadendrang’ van het parlement aangetast te worden. Laten we hopen dat de minister de verleiding van verdere aantasting van de rechterlijke straftoemetingsvrijheid, zoals het PVV-voorstel van 23 januari om het woord ‘ernstig’ in het eerste lid van art. 22 Sr te schrappen,20 kan weerstaan.
Voetnoten
[1] Advocaat bij Van Bavel Advocaten in Amsterdam.
[2] A. Klijn e.a., ‘Moord, doodslag, taakstraf? Een Zembla-uitzending nader bekeken’, Raad voor de Rechtspraak Research Memoranda, 2008, jaargang 4, nr. 1.
[3] A. Klijn, e.a., ‘Moord, doodslag, taakstraf? Een Zembla-uitzending nader bekeken’, Raad voor de Rechtspraak Research Memoranda, 2008, jaargang 4, nr. 1, p. 7.
[4] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 3, p. 6.
[5] Stb. 2012, 1.
[6] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 3, p. 8.
[7] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 3, p. 8/9
[8] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 3, p. 9.
[9] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 3, p. 9.
[10] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 7, p. 16.
[11] Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 3, p. 5.
[12] Taru Spronken wees eerder op het volgende (misschien minder chique) trucje voor de verdediging: het zo veel mogelijk rekken van zaken waarbij eerder een taakstraf is opgelegd voor een soortgelijk feit via appel en cassaties. Het taakstrafverbod uit lid 2 geldt immers alleen als de veroordeelde de eerder opgelegde taakstraf heeft verricht dan wel de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen. Wanneer vervolgens het rechtsmiddel wordt ingetrokken, kunnen de openstaande taakstraffen worden uitgevoerd (Taru Spronken, ‘Wetgevingsvuur en strategische verdediging’, DD 2012, 30).
[13] In eerste instantie had de wetgever de bedoeling om in het derde lid ook de mogelijkheid open te laten een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Nadat SP-fractieleden erop wezen dat een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf gezien kan worden als een kale taakstraf waarbij het punitieve karakter ontbreekt of nauwelijks aanwezig is, werd uiteindelijk het amendement van Van Toorenburg aangenomen als gevolg waarvan een taakstraf enkel kan worden opgelegd in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstaf of vrijheidsbenemende maatregel. Zie Kamerstukken II 2009/10, 32 169, nr. 6, p. 10-11, nr. 7, p. 18, nr. 9 en nr. 12.
[14] De heer Kroon van de Raad voor de Rechtspraak heeft aangegeven dat er, zo kort na de inwerkingtreding, nog geen evaluatie van artikel 22b Sr heeft plaatsgevonden.
[15] Telefoongesprek met de heer Kroon, adviseur/onderzoeker strafrecht van de Raad voor de Rechtspraak, d.d. 14 januari 2013.
[16] Als lid van de woordvoerderspool heeft Moors in een telefonisch interview op 16 januari 2013, na overleg met een aantal collega’s van die woordvoerderspool, de ervaringen van diverse rechters met betrekking tot het taakstrafverbod met mij gedeeld.
[17] Zo behandelde de Rechtbank ‘s-Gravenhage op 2 januari 2013 vier zaken tegen verdachten die tijdens de jaarwisseling werden aangehouden voor bedreiging of mishandeling. In één van deze zaken was de verdachte al eerder veroordeeld tot een taakstraf voor een soortgelijk misdrijf en heeft de rechter één dag gevangenisstraf en zestig uur werkstraf opgelegd. Niet gepubliceerd nieuwsbericht op http://www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Op-de-rol/Pages/Oudejaarsnacht-als-alle-andere-uitgaansnachten.aspx en ‘Rechter vaart eigen koers’, NJB 11 januari 2013, p. 140.
[18]
[19] Reacties op een oproep van 9 januari 2013 van de auteur aan onder anderen NVSA-leden om ervaringen met betrekking tot het taakstrafverbod te delen.
[20] Kamerstukken II 2012/13, nr. 2013Z01181, vragen Helder (PVV) aan de staatssecretaris van Veiligheid. en Justitie; ‘PVV wil aanpassing wet na taakstrafje horrorklap’, Telegraaf 23 januari 2013.