Van de ruim 115 duizend veroordeelden die van 2005 tot 2012 DNA moesten afstaan voor de DNA-databank, is er bij ongeveer 4200 personen een cruciale match met een andere zaak vastgesteld. Dat blijkt uit een rapport van de Universiteit Leiden. Volgens VVD-minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie tonen de cijfers aan dat de DNA-bank een ‘wezenlijke bijdrage’ levert aan de opsporing van verdachten.

De onderzoekers van de Universiteit Leiden stellen vast dat 7,3 procent van de opgeslagen profielen een match heeft opgeleverd met DNA-sporen uit andere zaken. De helft van die matches was niet relevant, onder meer omdat de zaak langs een andere weg was opgehelderd. De andere helft van de matches was wel cruciaal voor de opsporing. Daarbij ging het dus om het DNA-profiel van circa 4200 personen.

Uit het rapport blijkt verder dat het de moeite loont voor veroordeelden om bezwaar in te dienen tegen opname in de DNA-databank. De onderzoekers schatten dat de raadkamer van de rechtbank 35 procent van de bezwaarschriften gegrond verklaart.

Minderjarig
Het Openbaar Ministerie bepaalt welke veroordeelden celmateriaal moeten afstaan, maar de officieren van justitie hanteren uiteenlopende criteria. Sommige vinden dat iedereen die aan de wettelijke vereisten voldoet DNA dient in te leveren. Als veroordeelden het er niet mee eens zijn, moeten ze bezwaar aantekenen. Anderen officieren bekijken zelf of veroordeelden vallen onder mogelijke uitzonderingsgronden als minderjarigheid en het ontbreken van een strafblad.

Tekst: Maarten Bakker

Advertentie