Ook advocaten in dienstbetrekking hebben verschoningsrecht, aldus de Hoge Raad. De ongeveer 500 advocaten in dienstbetrekking kunnen blij zijn met deze ‘ondubbelzinnige bevestiging.’
Met zijn uitspraak in de Deltazaak bevestigt de Hoge Raad dat er geen grond is een advocaat zijn verschoningsrecht te ontzeggen puur op basis van het feit dat deze in dienstbetrekking werkt. De uitspraak werd gedaan in de sprongcassatie ingesteld door Delta tegen de beschikking van de Rechtbank Groningen. Deze betrof een voorlopig getuigenverhoor, waarbij een getuige ondervraagd werd over wat hij besproken had met Delta’s advocaat in dienstbetrekking. Diens beroep op zijn afgeleide verschoningsrecht wees de rechtbank af omdat een advocaat in dienstbetrekking niet onafhankelijk zou zijn en dat hem daarom geen verschoningsrecht toekomt. Een redenering waar de Hoge Raad, mede ‘gezien de Nederlandse praktijk en de waarborgen die aldus in Nederland omtrent de wijze van praktijkuitoefening van advocaten in dienstbetrekking bestaan’ niet in mee ging.
Onafhankelijkheid gewaarborgd
‘Het is een principiële uitspraak waar we enerzijds blij mee zijn,’zegt Doke Sweere, advocaat in dienstbetrekking bij AkzoNobel en voorzitter van de sectie Advocaten in dienstbetrekking van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen. ‘De Hoge Raad bevestigt ondubbelzinnig dat advocaten in dienstbetrekking onverkort het verschoningsrecht toekomt. Volgens de Hoge Raad is de onafhankelijkheid van de advocaat in dienstbetrekking goed gewaarborgd, onder andere door het professioneel statuut uit de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking.’
Dat statuut, dat werkgevers van advocaten in loondienst moeten ondertekenen, verplicht hen de onafhankelijke praktijkuitoefening door ‘hun’ advocaten te eerbiedigen.
Anderzijds is het een logische uitspraak, aldus Sweere, ‘die in de lijn der verwachtingen lag. Het is namelijk niet de uitspraak van de Hoge Raad, maar die van de rechtbank die opvallend was. De rechtbank behandelde deze principiële kwestie uiterst summier en baseerde zijn oordeel op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de AkzoNobelzaak, waarin ik “onderwerp en lijdend voorwerp” was.’
‘Maar die uitspraak betreft het Europese mededingingsrecht en is dus niet, zoals de Hoge Raad ook aangeeft, per definitie toe te passen op Nederlandse, civielrechtelijke situaties.’
Naast duidelijkheid zorgt dit arrest voor hoop, aldus Sweere. ‘Hoop dat de discussie over de positie van de advocaat in dienstbetrekking tot rust komt. Want als we ons afvragen of een advocaat in dienstbetrekking wel een echte advocaat is, kan je die lijn doortrekken: is bijvoorbeeld een M&A advocaat die nooit een rechtszaal van binnen ziet eigenlijk wel een echte advocaat?’
Tekst: Mark Maathuis