Behoud van een – letterlijk – gedisciplineerde beroepsgroep staat voorop, aldus algemeen deken Loorbach.
‘We hebben het over boetes, een beperkte rol van de deken en een zwijgrecht voor advocaten. Tel de maatregelen bij elkaar op en tuchtrecht wordt ingewisseld voor strafrecht. En dat is niet juist.’ Dat zei de Amsterdamse deken Germ Kemper (foto) tijdens de College van Afgevaardigdenvergadering die 27 maart plaatvond in Utrecht.
Hij deed zijn uitspraak naar aanleiding van een notitie over de bekostiging van tuchtrechtspraak die de leden werd voorgelegd. Dat stelsel gaat – als wetsvoorstel 32 382 (Aanpassing van de Advocatenwet) – wordt aangenomen op de schop. Onderdeel van de voorgestelde verandering is dat de advocaat tegen wie de klacht is ingediend zwijgrecht toekomt. Daarnaast moet hij of zij op dit zwijgrecht gewezen worden – de zogeheten cautie.
Om te onderzoeken of het tuchtrecht zijn functie verliest, riep Kemper de Algemene Raad (AR) op om de hoogleraar Advocatuur Britta Böhler onderzoek te laten doen.
Bij monde van Algemeen deken Jan Loorbach gaf de AR aan zich bewust te zijn van Kempers opmerkingen. ‘Maar de functie van het tuchtrecht is niet het faciliteren van klagers. Het gaat erom dat we een – letterlijk – gedisciplineerde beroepsgroep houden.’
Over het eventueel opnemen van een zwijgrecht en cautie zei Loorbach dat ‘wij ons daartegen verzetten. Ons tuchtrecht moet tuchtrecht blijven.’
‘Historische samenstelling’
Loorbach wees aan het begin van de vergadering op de ‘historische samenstelling’ van de aanwezigen. Door de invoering van de nieuwe gerechtelijk kaart was het was namelijk de laatste keer dat het College in deze vorm en omvang bijeenkwam.
Tekst: Mark Maathuis