Mits voldaan aan alle wettelijke voorwaarden kan bewijsbeslag voorafgaand aan een civiele procedure een probaat middel zijn.

In een civiele procedure kan op verschillende manieren bewijs worden verkregen. Voordat een procedure aanhangig is, kan dit door middel van het leggen van conservatoir beslag op bescheiden, die als bewijs kunnen dienen. Artikel 730 Rv jo artikel 843a Rv biedt daartoe de mogelijkheid.[1] De vereisten voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag zijn dezelfde  als die voor het leggen van conservatoir beslag tot afgifte. Vrees voor verduistering hoeft dus niet te worden gesteld. Nadat de voorzieningenrechter het verlof heeft verleend[2], de deurwaarder het beslag heeft gelegd en de bescheiden op grond van artikel 709 Rv eventueel in gerechtelijke bewaring zijn gesteld, zal de beslaglegger een vordering tot afschrift van de in beslag genomen bescheiden moeten instellen.[3] Deze vordering geldt als eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv en kan eventueel in kort geding worden ingesteld. Voor toewijzing geldt op grond van artikel 843a Rv dat de bescheiden voldoende bepaald dienen te zijn, eiser een rechtmatig belang bij afgifte van de bescheiden dient te hebben en dat de bescheiden een rechtsbetrekking moeten aangaan waarbij eiser partij is.

Voldoende bepaald
Het bepaalbaarheidsvereiste moet zogenoemde fishing expeditions voorkomen. Zo zal een algemeen geformuleerde vordering tot inzage, bijvoorbeeld ‘alle correspondentie en memo’s’ doorgaans worden afgewezen.[4] Een afwijzing op grond van het feit dat het verzoek niet voldoende bepaalbaar is, kan men voorkomen door al in het beslagrekest de bescheiden waarop het beslag betrekking heeft te specificeren.
     Door naast de primaire algemene vordering tot inzage een subsidiaire, meer specifieke of beperktere vordering op te nemen, kan eveneens afwijzing van de gewenste inzage worden voorkomen. Een zorgvuldige instructie van de deurwaarder kan daaraan bijdragen. De onlangs uitgebrachte Richtlijn Werkwijze bewijsbeslag en inzage[5] biedt de deurwaarder en gerechtelijk bewaarder nadere aanwijzingen.
     De Hoge Raad lijkt het bepaalbaarheidscriterium onlangs te hebben verruimd.[6] Hij oordeelde dat stukken niet individueel omschreven hoeven te worden als de eiser niet bekend is met de stukken. Een nauwkeurige afbakening van het onderwerp door omschrijving van het dossier en het noemen van de bij de stukken betrokken personen en instanties volstaat in dat geval.

Rechtmatig belang
Het vereiste van een rechtmatig belang ziet er in het kader van bewijsbeslag op dat de bescheiden moeten kunnen dienen voor bewijslevering. Een rechtmatig belang wordt doorgaans aanwezig geacht als de bescheiden dienen ter onderbouwing van een niet op voorhand kansloze vordering.[7] Het voornemen om de bescheiden te gebruiken voor schikkingsonderhandelingen is naar onze mening eveneens aanmerkbaar als een rechtmatig belang. Ook als men de in beslag genomen bescheiden wenst te gebruiken om te beoordelen of de schuldenaar nog verhaal biedt, kan sprake zijn van een rechtmatig belang.[8]
    De rechtsbetrekking kan voortvloeien uit de wet, bijvoorbeeld een overeenkomst waarbij de eiser partij was, maar waarvan hij geen afschrift meer heeft. Voor het bestaan van een rechtsbetrekking is het echter niet noodzakelijk dat eiser zelf partij is bij de gevraagde bewijsstukken. Een bepaalde mate van betrokkenheid bij de gevraagde bewijsstukken is soms al voldoende.[9] Ook de precontractuele onderhandelingsfase kan een rechtsverhouding opleveren en voldoende zijn om te voldoen aan dit vereiste.[10]

Afwijzingsgronden
Als gewichtige redenen zich er tegen verzetten, kan de vordering tot afgifte alsnog worden afgewezen op basis van artikel 843a lid 4 Rv, zelfs als eiser in beginsel voldoet aan de eerdergenoemde vereisten. Zo’n reden is bijvoorbeeld dat de verlangde bewijsstukken vertrouwelijk zijn. Daarnaast kan de vordering worden afgewezen als de rechtsbedeling ook zonder inzage is gewaarborgd. Dit kan het geval zijn als het gewenste bewijs ook door het  houden van een (voorlopig) getuigenverhoor verkregen kan worden. Kortom, bewijsbeslag kan een probaat middel zijn om voorafgaand aan een civiele procedure bewijs te verkrijgen ter onderbouwing van de vordering. Door gebruik te maken van bewijsbeslag kan men voorkomen dat bewijs tijdens de procedure wordt verduisterd, kan worden bewerkstelligd dat bewijs alvast binnen handbereik komt van degene die het wil gebruiken en kunnen de proceskansen worden bepaald.

Mireille Lousberg en Martijn Punt[11]

 

[1]    Artikel 1019c Rv biedt een specifieke mogelijkheid voor bewijsbeslag in IE-zaken.
[2]    De Beslagsyllabus, versie augustus 2012, p. 29-31, geeft nadere richtlijnen en suggesties voor een beslagrekest dat betrekking heeft op bewijsbeslag.
[3]    Artikel 843a Rv maakt het ook mogelijk inzage of een uittreksel (een afschrift van een gedeelte van het origineel) te verlangen. In dit artikel gaan wij uit van een vordering tot afgifte omdat dit in het kader van bewijslevering het meest effectief is.
[4]    Zie recent: Rechtbank Amsterdam, 14 september 2012, LJN: BY0185.
[5]    A.J. van der Meer, Richtlijn Werkwijze bewijsbeslag en inzage, 22 juni 2012.
[6]    Hoge Raad, 26 oktober 2012, LJN: BW9244, met afwijkende conclusie van A-G Spier.
[7]    Zie recent: Rechtbank Amsterdam, 27 maart 2012, LJN: BW0075.
[8]    Hoge Raad, 20 september 1991, NJ 1992/552.
[9]    Hoge Raad, 26 oktober 2012, LJN: BW9244.
[10]   Rechtbank Amsterdam, 31 december 2008, LJN: BH1550.
[11]   Advocaten bij Punt & Van Hapert Advocaten in Amsterdam.

 

Download artikel als PDF

Advertentie