• Hof van Discipline, 13 februari 2012, LJN: YA3012
Advocaat is tuchtrechtelijk verantwoordelijk, ook als de zeggenschap over het in rekening te brengen honorarium uitsluitend bij een kantoorgenoot ligt.
• Artikel 46 Advocatenwet (3. Wat een behoorlijk advocaat betaamt)

Feiten
Klager heeft recht op ABP-pensioen. Na op dit pensioen te zijn gekort, is het administratief beroep van klager daartegen ongegrond verklaard. Klager heeft vervolgens de bijstand van mr. X ingeroepen ’ter beoordeling van mijn klachten en het vervolgens van een eventuele begeleiding bij het aanhangig maken van deze klacht bij de (civiele) rechter (…).’ In zijn advies aan klager concludeert mr. X dat een procedure tegen het ABP moet worden ontraden. Mr. X heeft aan klager voor dit advies een (gematigde) declaratie toegezonden voor een bedrag van 3.355,32 euro, inclusief btw.
            Klager acht de declaratie onevenredig hoog.

Klacht
a.         Mr. X heeft geen uitvoering gegeven aan de wens van klager om zijn geschil met het APB bij de civiele rechter aanhangig te maken.
b.         Mr. X heeft ongevraagd een uitgebreid procesadvies voor klager opgesteld en klager hiervoor een bovenmatige declaratie toegezonden.

Overwegingen raad
Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad dat klager opdracht heeft gegeven de zaak eerst op zijn juridische merites te beoordelen om vervolgens eventueel een procedure te beginnen.
Mr. X treft aldus geen verwijt.
Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat klager de kantoorgenoot van mr. X ter verantwoording had moeten roepen, nu mr. X ter zitting heeft verklaard dat hij zelf niet bevoegd was tot het nemen van financiële beslissingen in het dossier, maar uitsluitend zijn kantoorgenoot.

Beslissing raad
Verklaart klachtonderdeel a ongegrond.
Verklaart klager in klachtonderdeel b niet-ontvankelijk.

Overwegingen hof
Ten aanzien van de grief van klager tegen klachtonderdeel a overweegt het hof dat het volstrekt gebruikelijk is dat een advocaat eerst een advies uitbrengt over de kansen op succes en niet zonder meer een civiele procedure aanhangig maakt.
Tegen de niet-ontvankelijkverklaring van klager in klachtonderdeel b heeft naast klager ook de algemeen deken op voet van artikel 56 lid 2 Advocatenwet een grief opgeworpen. De grieven slagen op de door de algemeen deken daartoe aangevoerde gronden. De behandelend advocaat is in tuchtrechtelijk opzicht tegenover zijn cliënt zelf volledig verantwoordelijk voor de behandeling van een zaak, ongeacht zijn interne positie ten opzichte van zijn kantoorgenoten. Klager is dus ontvankelijk, maar het klachtonderdeel is ongegrond.

Download artikel als PDF

Advertentie