Leendert Verheij was nauw betrokken bij de invoering van de herziening van de gerechtelijke kaart. De oud-advocaat beschouwt de nieuwe indeling niet als een bezuiniging. De herziening moet volgens hem vooral de kwaliteit van de rechtspraak ten goede komen. De president van het gerechtshof in Den Haag over reorganiseren, het vertrouwen in de rechtspraak en de werklast. ‘Als ik in ons eigen hof kijk, denk ik dat qua werkdruk op het ogenblik de grootste knelpunten op de strafafdeling zitten.’
De werkkamer van Leendert Verheij (61) bevindt zich op de vierde verdieping van het Haagse Paleis van Justitie. Op zijn bureau staat een bos tulpen. Voor de ramen hangen vitrages en er staat een ovale vergadertafel waaraan hij het interview geeft.
Als president van het hof in Amsterdam en lid van de presidentenvergadering heeft Verheij een actieve, adviserende rol gespeeld bij de totstandkoming van de herziening van de gerechtelijke kaart (HGK). Bij deze reorganisatie werden de negentien arrondissementen teruggebracht tot tien en de hoven van vijf tot vier. Alle presidenten moesten volgens de wet opnieuw solliciteren. Inmiddels is Verheij sinds 1 januari van dit jaar president van het Gerechtshof Den Haag.
Sabine Droogleever Fortuyn: Van advocaten heb ik de klacht gekregen dat uit de nieuwe zaaksverdelingsreglementen vaak niet duidelijk valt op te maken welke rechtbank en zittingsplaats zij moeten noemen in de dagvaarding van een specifieke zaak. Is deze klacht bij u bekend?
Leendert Verheij: ‘Nee. Ik heb twee collega’s, de president van de rechtbank Midden-Nederland en de president van de rechtbank Noord-Nederland bij wijze van steekproef gevraagd of zij hier ervaring mee hebben. Zij bevestigden dat ook niet. Ik pleit ervoor dat advocaten er in een urgent geval bij de rechtbank of het hof waar het om gaat melding van maken. Als het een meer algemene klacht betreft, is het verstandig dat advocaten dat bij hun deken melden. Die kan de klachten verzamelen en in zijn periodiek overleg met de president ter sprake brengen.’
De indeling van rechtsgebieden kan ook per arrondissement verschillen. Advocaten moeten daardoor bij het dagvaarden per arrondissement afwegen binnen welk rechtsgebied of onderwerp een zaak valt. Ook dat kan voor onduidelijkheden zorgen.
‘Het kan voor een deel een kwestie van wennen zijn, en van je op nieuwe dingen instellen, maar het kan ook zijn dat we straks juist vanuit de advocatuur of vanuit andere ketenpartners te horen krijgen: dit werkt niet goed. Een van de speerpunten na de invoering van de HGK is ook dat we fiks willen investeren in wat wij noemen externe oriëntatie. Dat we goed zullen luisteren naar hoe dingen uitwerken en vooral proberen daarin de rode draden te ontdekken. En ons hier dan ook iets aan gelegen te laten liggen.’
Wat is volgens u het belang van de HGK?
‘Dat je specialisatie en concentratie veel beter kunt regelen dan tot nu toe. En dat is wel een slag die we moeten maken. Het recht wordt steeds ingewikkelder en een aantal deelterreinen vraagt echt om specialisatie. Mensenhandel, bijvoorbeeld, of cybercrime. In de oude structuur waren er negentien rechtbanken en als een kleinere rechtbank één keer in het jaar een mensenhandelzaak krijgt, bouw je niet voldoende ervaring en deskundigheid op. Het is verstandig om niet op negentien plaatsen het wiel te laten uitvinden. En dan een wiel waar je elk jaar één keer aan draait. Dan bouw je dus helemaal niet aan het vereiste niveau. Die opschaling biedt daarvoor wel kansen.’
Hebben de nieuwe arrondissementen zich al meer gespecialiseerd?
‘Er waren natuurlijk wel al specialisaties los van de HGK. En dat loopt gewoon door. De Ondernemingskamer in Amsterdam is daar zo’n voorbeeld van. Dat is in de wet geregeld. Maar bijvoorbeeld mensenhandel is een nieuwere ontwikkeling waarvan je zegt: je kunt nu mooi gebruikmaken van die nieuwe structuur en je kunt besluiten om een kleiner aantal rechters intensiever bepaalde onderwerpen te laten doen. Die specialisatie wordt nu ontwikkeld.’
De nieuwe inrichting van het gerechtelijke landschap was ook een efficiëntieslag en daarmee een bezuinigingsmaatregel.
‘Nou, dat laatste was het niet. Sterker nog, aanvankelijk hebben we gezegd: dat gaat extra geld kosten. En de politiek heeft er erg veel druk op gezet om ervoor te zorgen dat het ongeveer budgettair neutraal zou gebeuren. Het doel was kwaliteit en verbetering van de organisatie. En als je dingen samen kunt doen, dan kan dat onder omstandigheden bezuinigingen opleveren. Maar andere zaken kosten gewoon geld: heen en weer reizen van rechters naar uiteenlopende zittingslocaties bijvoorbeeld.’
Heeft de reorganisatie uiteindelijk wel tot bezuinigingen geleid?
‘Ik denk dat er op veel plaatsen wel sprake is van verdere kostenbesparingen, maar ik durf niet te zeggen dat dit nou door de HGK komt. Er wordt sowieso veel intensiever samengewerkt tussen de gerechten. We hebben bijvoorbeeld in 2010 een onderzoek gedaan waarbij een werkgroep met de vertegenwoordigers van alle hoven heeft onderzocht hoe we van elkaars best practices kunnen leren. Dat was ook met het doel om kosten te besparen en heeft een gezamenlijke bezuiniging van 3 miljoen euro opgeleverd. Dus wat dat betreft: dat samenwerken heeft zin.’
Sinds 1877 heeft Nederland vijf gerechtshoven en sinds 1934 negentien rechtbanken. Was het niet ook heel spannend om het mes te zetten in een structuur die zo lang heeft bestaan?
‘Op het moment zelf, de datum van 1 januari, viel het allemaal wel mee. Maar de aanloop daarnaar toe was wel spannend. We waren er op een gegeven moment met zijn allen van overtuigd: het moet die kant op. De herziening werd in een wetsvoorstel gegoten en ging naar de Tweede Kamer. Dan ben je met voorbereidingen bezig. Maar tegelijkertijd werd heel duidelijk gezegd: “Denk erom, je kunt niet voor de parlementaire discussie uit lopen.” Dat betekent dat je geen onomkeerbare beslissingen kunt nemen. Dus we waren met onze Ondernemingsraden in gesprek, maar dat ging altijd om een concept van een concept. Er kon elke keer nog van alles veranderen. Toen op 10 juli 2012 de Eerste Kamer “Ja” zei tegen het wetsvoorstel, moest het ontwerp eigenlijk bij wijze van spreken de volgende dag klaar zijn. Dat is dus een heel rare situatie. De wetgever realiseert zich dan onvoldoende wat er op de werkvloer gebeurt. We hebben de situatie gehad dat alle gerechtsbestuurders van rechtswege hun hoedanigheid zouden verliezen. De presidenten per 1 oktober en de andere bestuursleden per 1 januari. In het weekend nadat de wet was aangenomen, van 14 tot 16 juli, kregen de presidenten ongeveer zeventig uur de tijd om te solliciteren. Op maandagochtend om acht uur moesten de sollicitaties binnen zijn. En je mocht op maximaal drie plekken solliciteren, bij voorkeur in één en dezelfde brief. Dus je moest in één brief uitleggen waarom je dacht op drie verschillende plekken president te kunnen zijn.’
En zo kwam u in oktober bij het hof in Den Haag terecht.
‘We hadden de afspraak dat sprake zou zijn van “bewegen, tenzij”. Ik heb dus zelf heel bewust de blik weer op Den Haag gericht. Ik kwam hier vandaan, van 2002 tot 2006 ben ik voorzitter van de strafsector geweest, dus ook bestuurslid. En ik woon in deze omgeving. Dus ik had al veel langer in mijn achterhoofd dat ik nog een poos in Den Haag president zou willen zijn. Voor mij is dat uitgekomen. Dat is alleen maar heel plezierig. Maar er zijn natuurlijk ook allerlei collega’s geweest die niet de plek van hun eerste voorkeur hebben gekregen, of misschien zelfs helemaal niet herbenoemd zijn. Er zijn collega’s geweest die zoiets hadden van: ik ga er nu maar mee stoppen vanwege mijn leeftijd, maar ze zouden dat niet hebben gedaan als de wetswijziging er niet was geweest. Dan waren ze misschien nog wel een of twee jaar doorgegaan. Dus het heeft wel allerlei ingrijpende consequenties gehad.’
U werkte bijna zes jaar als advocaat, onder andere in een letselschadepraktijk. Kwam die ervaring van pas in uw functie als rechter en later als raadsheer?
‘Ja. Als advocaat heb ik vaak met cliënten comparities en getuigenverhoren bijgewoond. Toen ik als rechter comparities deed, of getuigen moest horen, kon ik een beetje aanvoelen hoe het zat in de interactie tussen de advocaat en zijn cliënt. Als een conflict steeds maar hoger opliep, kon ik op grond van die ervaring inschatten of het probleem in een zaak bij de partij zelf, de advocaat of in de interactie tussen de advocaat en de cliënt zat. Als je de positie van de ander niet van binnenuit kent, ontgaan je dingen. Dan heb je misschien wel de neiging om dingen vol onbegrip gade te slaan of daar een negatief oordeel over te hebben. Terwijl als je zelf in die positie hebt gezeten, je er vaak wel wat meer begrip voor hebt. Soms heel veel begrip, dan snap je hoe de hazen lopen.’
Als president doet u ook zo nu en dan een zitting. Welke indruk heeft u van de advocaten die u ziet?
‘Die indruk is verschillend. Er zijn heel goede advocaten. Je ziet het in een zaak als je met specialisten te maken hebt. De communicatie tussen de rechter en de advocaten verloopt dan vaak heel soepel. Maar er zitten natuurlijk ook advocaten tussen die onderwerpen doen waar ze niet in gespecialiseerd zijn of die gewoon minder goed zijn. Dat is nou eenmaal zo. En als een advocaat zijn werk echt niet goed doet, kan dat heel vervelend zijn. Omdat je weet: daar zit een belang van een cliënt achter, waarvan ik eigenlijk zie dat het niet goed behartigd wordt.’
Wat maakt dat een advocaat zijn werk goed doet?
‘Natuurlijk allereerst dat hij zijn vak verstaat, de wet en jurisprudentie kent. Maar de ene advocaat is ook veel actiever en creatiever dan de andere. Een advocaat die in een strafzaak heel veel onderzoek heeft gedaan en met relevante argumenten komt, maakt het de rechter heus niet altijd makkelijk, maar is wel een goede advocaat. In civiele zaken, een advocaat die echt gewoon alles heeft gezien wat er te zien is, en dat ook heel geordend en overzichtelijk op papier weet te zetten. En ja, een advocaat die dingen naar voren brengt die echt belangrijk zijn en alle ruis eruit laat. Dat is voor een rechter niet alleen plezierig, dat dient de belangen van de cliënt heel erg. Wat je soms ziet is dat advocaten denken: ik moet het zo lang mogelijk maken want dan ziet mijn cliënt hoeveel ik me voor hem heb ingespannen.’
De hoge werklast waaronder rechters moeten werken, was veel in het nieuws. Wat is uw indruk?
‘Dat het verschilt. Er zijn collega’s die zeggen: “Natuurlijk moeten we hard werken, maar je zult ons er verder niet over horen.” Er zijn ook collega’s die echt ontzettend veel in de avonduren en in de weekenden zitten door te werken en nog het gevoel hebben dat het uiteindelijk een druppel op de gloeiende plaat is. Als ik in ons eigen hof kijk, denk ik dat op het ogenblik de grootste knelpunten op de afdeling strafrecht zitten.’
Heeft u de indruk dat, landelijk gezien, de werkdruk nu hoger is dan gemiddeld in andere periodes?
‘Op de civiele afdelingen denk ik dat deze ervaring niet per se zo zal zijn, op veel strafafdelingen wel. Dat heeft ermee te maken dat de lichtere zaken langzaam verdwijnen. Het OM gaat steeds meer zelf afdoen. De zwaardere zaken bepalen het beeld. Waar je vroeger nog eens makkelijk kon afwisselen, is het nu voortdurend pieken. Daarnaast worden er, mede door Europese jurisprudentie, steeds strengere eisen gesteld aan de manier waarop we zaken op zitting behandelen. Neem zo’n zaak als Robert M. Ik geloof dat ze daar een dag uittrekken voor het horen van de advocaat van de ouders van de slachtoffertjes. Dat was vroeger een kwartier, of helemaal niet. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat zo’n verklaring helemaal niet in beeld kwam, in het gunstigste geval was er een brief. Wij deden moordzaken menigmaal in tweeënhalf uur op een ochtend af, waar ze nu soms drie tot vier dagen kosten, vanwege het horen van getuigen, van deskundigen.’
Ervaart u persoonlijk ook een hoge werkdruk?
‘Als president heb ik zelf ook met een hoge werkdruk te maken, gewoon vanwege de combinatie van taken die ik heb, van wat er allemaal speelt. Het is niet zo dat je nu na de invoering van de HGK kunt zeggen, nu breekt er een rustige periode aan. Absoluut niet.’
Wat is nu uw belangrijkste agendapunt?
‘Dat vind ik heel lastig. Er loopt een heel aantal onderwerpen. We willen op een modernere manier en meer professioneel rechters selecteren, landelijk. Tegelijkertijd wordt er een nieuw opleidingshuis in werking gesteld. Innovatie, hoe wordt de rechtspraak digitaal niet alleen toegankelijk maar ook: hoe gaan wij dossiers en processen zelf digitaliseren? En ervoor zorgen dat binnen dit hof, de doelen van de HGK goed uitwerken. Hoe ga je op een goede manier om met onderwerpen als specialisatie en concentratie? Nu de structuur er staat, moet dat ook realiteit worden.’
Welke eigenschappen heeft een rechter nodig in deze tijd?
‘Behalve vakkennis natuurlijk, moeten rechters heel communicatief zijn. Ze moeten goed weten wat er in de wereld gebeurt en moeten in staat zijn te laten zien dat ze zich realiseren wat de impact van hun uitspraak is. Niet denken: als het nou technisch goed is en de Hoge Raad vindt het goed, is het goed. Maar denken: wat betekent deze uitspraak voor partijen en wat betekent dat voor het begrip in de samenleving? Dat vind ik heel erg belangrijk voor het vertrouwen in de rechtspraak.’
U twittert ook, is dat een manier waarop u de transparantie van de rechtspraak zelf tentoonspreidt?
‘Ja. Ik zie het als een soort symbool van openheid en communicatief zijn. Twitter is maar een beperkt middel en zeker in mijn positie want ik moet echt ook wel bepaalde beperkingen in acht nemen. Dat is ook helemaal niet erg. Maar waar het mij wel om gaat, is laten zien dat wij rechters en raadsheren de wereld om ons heen volgen en dat we daarbinnen voor goede rechtspraak zorgen die begrepen wordt.’
Leendert Verheij
Geboren: Middelburg, 16 juli 1951
Burgerlijke staat: gehuwd, vier kinderen en vijf kleinkinderen
Studie: Nederlands Recht (Burgerlijk Recht), Leiden
1976-1982 Advocaat en procureur in Rijswijk/Voorburg
1982-1987 Hoofd Juridische Dienst Nederlands Christelijk Ondernemersverbond
1987-1991 Rechter Rechtbank Den Haag
1991-1996 Vicepresident Rechtbank Den Haag
1996-2002 Coördinerend vicepresident Rechtbank Den Haag
1994-1998 en 1999-2002 Voorzitter strafsector Rechtbank Den Haag
2002-2006 Voorzitter strafsector Gerechtshof Den Haag
2006-2008 Rector Studiecentrum Rechtspleging Zutphen
2008-2012 President Gerechtshof Amsterdam
2012-januari 2013 Waarnemend president Gerechtshof Den Haag
2013-heden: President Gerechtshof Den Haag
Nevenfuncties: onder meer voorzitter presidentenvergadering, voorzitter vergadering appelpresidenten, voorzitter Selectiecommissie Rechterlijke Macht
Sabine Droogleever Fortuyn