De wet die gebreken in het nieuwe griffierechtenstelsel moet herstellen treedt op 1 april in werking. Domper voor advocaten: voor de problemen rond ‘inning aan de poort’ zal het niet of nauwelijks verschil maken. Zo’n duizend civiele zaken per jaar stranden omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
Het was op 5 maart een hamerstuk voor de Eerste Kamer, de Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (Stb. 2013, 92). De wet moet de gebreken in het nieuwe griffierechtenstelsel herstellen en zo verlichting brengen voor de praktijk en zal op 1 april in werking treden.
De komst van de nieuwe wet zal betekenen dat de eiser in de dagvaarding niet meer hoeft te vermelden hoeveel griffierecht de gedaagde moet betalen. Voortaan volstaat een verwijzing naar de griffierechtentabel. Ook spreekt de wet over ‘niet-natuurlijke personen’ in plaats van ‘rechtspersonen’. Daarmee is voortaan duidelijk dat ook entiteiten als de vennootschap onder firma eronder vallen. En er komt een speciale matigingsmogelijkheid voor wanneer het onbillijk zou zijn een particuliere gedaagde te veroordelen in de veel hogere griffierechten van de eiser.
Voor wat betreft het innen aan de poort biedt de wet een verzachting: wie te laat is met de betaling, mag tegenover de rechter uitleg geven voordat hij wordt geconfronteerd met een niet-ontvankelijkverklaring of verval van instantie. Echt nieuw is dat laatste overigens niet: het was al vaste rechtspraak van de Hoge Raad.
Damocles
De nieuwe wet lijkt een stap vooruit, maar de problemen rond inning aan de poort blijken met de komst van de wet nog niet opgelost. Sinds 1 november 2010 gelden voor het griffierecht in civiele zaken vaste tarieven die aan het begin van de procedure moeten worden voldaan. Wie niet op tijd betaalt, riskeert niet-ontvankelijkverklaring of verval van instantie. Er is een hardheidsclausule, maar volgens de Hoge Raad geldt: geen nota is nog geen excuus. De advocaat wordt geacht zelf tijdig actie te ondernemen om de gegevens te achterhalen die nodig zijn voor de betaling.
Met dit zwaard van Damocles boven het hoofd schiet de advocatuur snel in de stress als er rond de betaling onduidelijkheden zijn. En die zijn er. Tirtsa Sternfeld, procesjurist bij NautaDutilh: ‘Wij hebben bij alle gerechten een lokale rekening-courant, maar krijgen toch regelmatig losse nota’s voor het griffierecht. Dan is een nieuwe advocaat op ons kantoor kennelijk niet aan de rekening-courant gekoppeld, terwijl wij de mutaties in het advocatenbestand wel tijdig hebben doorgegeven. Dit soort kwesties geeft ontzettend veel uitzoekwerk en verwarring. De lokale griffies kunnen het probleem vaak niet zelf oplossen. Omdat we een rekening-courant met voldoende saldo hebben, zal de zaak er niet op stuklopen, maar de procedure wordt er wel onnodig door vertraagd, en dat kan tot schade leiden.’
Voor kantoren die niet overal een rekening-courant hebben, komt daar het risico bij dat te late betaling de procedure doet eindigen voordat die goed en wel is begonnen. Hoe vaak dat gebeurt? De Raad voor de rechtspraak vroeg gegevens op bij gerechten en daaruit blijkt dat op een totaal van 1,1 miljoen zaken per jaar die onder het bereik van de Wet griffierechten burgerlijke zaken vallen, bij rond de duizend gevallen een verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard of verval van instantie is verleend. Het betreft, kortom, iets minder dan een promille van het totaal aantal zaken. Of er sprake is van een dalende trend valt volgens de raad niet vast te stellen. ‘Op de hardheidsclausule wordt vrijwel nooit een beroep gedaan.’
Het gaat dus om een klein percentage, maar volgens Jeroen Nijenhuis is sprake van ‘forse maatschappelijke schade’. Nijenhuis is als portefeuillehouder ambtsuitoefening bij de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders al jaren betrokken bij dit onderwerp. ‘Wie denkt er aan het geschonden vertrouwen en de schade voor de rechtzoekende? Alle tijd die verloren gaat, de kosten die hij moet gaan maken om zijn raadsman aansprakelijk te stellen: dat neemt de wetgever voor lief. De Hoge Raad heeft een duidelijke lijn getrokken: tijdige betaling is de verantwoordelijkheid van de advocaat. Maar de rechtspraak krijgt de automatisering niet op orde. Dan vind ik dat er soms wat gemakkelijk naar de advocatuur wordt gewezen. Een advocaat die per abuis geld overmaakt naar Leeuwarden in plaats van naar Utrecht ziet zijn zaak daarop stranden, terwijl dat geld toch ook in ’s Rijks schatkist terechtkomt.’
Landelijke rekening-courant
Zou er niet een landelijke rekening-courant komen? Advocaten met genoeg saldo zouden het griffierecht dan door het hele land altijd als vanzelf op tijd betalen. Dat is inderdaad nog altijd de bedoeling, maar de invoering, aanvankelijk gepland voor april 2012, is vanwege automatiseringsproblemen uitgesteld. Niemand weet hoelang het nog gaat duren.
Dus blijft de advocatuur voorlopig afhankelijk van papieren nota’s of lokale rekeningen-courant. En wat dat laatste betreft heeft de herziening van de gerechtelijke kaart de situatie er niet duidelijker op gemaakt. Adrienne Hoevers, senior beleidsmedewerker bij de Nederlandse Orde van Advocaten: ‘Zelfs het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak kan ons niet uitleggen voor welk soort zaken vanuit welk gerecht het griffierecht wordt geheven. De Orde ontvangt met enige regelmaat klachten van advocaten over de late ontvangst van griffienota’s. En dan lijken rechters soms te denken dat de advocaat maar moet betalen zonder nota, terwijl dat zonder de notagegevens niet kan.’
Reden voor de Orde om aandacht te vragen voor de kwestie in een brief die een dezer dagen naar de rechtspraak gaat. Deken Jan Loorbach en portefeuillehouder Hans Vogels van de Algemene Raad onderstrepen daarin het belang van de landelijke rekening-courant en vragen om coulance als te late betaling mede het gevolg is van omstandigheden waar de advocatuur niets aan kan doen.
De kwestie van de griffienota’s zal ongetwijfeld aan de orde komen in de evaluatie van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken, die de minister van Veiligheid en Justitie bij de totstandkoming van de wet heeft toegezegd. Die evaluatie is volgens planning op 1 maart van dit jaar van start gaan. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum zal het onderzoek in samenwerking met de Raad voor de rechtspraak uitvoeren. Ook advocaten zullen worden ondervraagd.
Incassorisico
Hoe voorkomt een advocaat met kosten te blijven zitten?
Naast de risico’s van niet-tijdige betaling draagt de advocaat ook het incassorisico. Hoe voorkom je als advocaat dat je met de kosten blijft zitten? Het is natuurlijk zaak de cliënt direct te vertellen dat procederen betekent: griffierecht betalen. En het meest probate middel om niet met de rekening te blijven zitten, is het incasseren van een voorschot. Om dat te innen hebben sommige kantoren een pinapparaat staan. ‘Het berekenen van het griffierecht is met de huidige tabellen gemakkelijk,’ zegt Hein Vogel, voorzitter van de Vereniging voor Sociale Advocatuur Nederland. ‘En direct afrekenen is niet onredelijk. Dat moet je bij de bakker ook.’
Maar het is niet altijd mogelijk een voorschot te krijgen. Dan maar niet stellen in de procedure? Of krijg je dan de tuchtrechter achter je aan? Inge Schouwink, griffier van het Hof van Discipline: ‘Mij zijn geen zaken bekend waarin een advocaat zich niet tijdig in een procedure had gesteld omdat hij het griffierechtrisico niet wilde dragen. Maar er zijn wel veel uitspraken over advocaten die zich om andere redenen, vaak ook financiële, terugtrekken. Je hoeft als advocaat een zaak natuurlijk nooit aan te nemen. En je mag een opdracht ook beëindigen. Cliënten klagen weleens dat het ze extra kost omdat een nieuwe advocaat zich ook moet inwerken, maar dat is in de regel niet klachtwaardig.’
Dat wil nog niet zeggen dat de advocaat carte blanche heeft. Schouwink: ‘Je moet bij een beëindiging de belangen van cliënten natuurlijk altijd wel in acht nemen. En dan gaat het in elk geval om tijdigheid en kenbaarheid. Als je wilt dat de cliënt het griffierecht betaalt, en misschien een voorschot voor het maken van de conclusie van antwoord wilt vragen, moet je dat dus tijdig laten weten. En de cliënt moet weten wat de gevolgen zijn als hij niet betaalt.’
Als dat niet in orde is, ligt een maatregel dus voor de hand. Hoe zwaar die is, hangt van de verdere omstandigheden af. Schouwink: ‘Denk aan de vraag of er bij de cliënt sprake is van betalingsonmacht, en of hij er zelf mede schuld aan heeft dat het probleem zich om vijf voor twaalf heeft voorgedaan. En wat zijn de gevolgen van het niet-stellen? Hoe heeft de advocaat zich verder opgesteld? Vaak spelen er in dit soort zaken veel meer klachten.’ Kortom: het kan dus gaan van een waarschuwing tot aan schrapping.
Wat moet er anders in de dagvaarding?
Voornaamste wijzigingen.
•Codificatie van de regel dat het niet-betalen van het door de gedaagde in kort geding verschuldigde griffierecht geen processueel rechtsgevolg heeft.
•Introductie van een negatieve aanzegging in kantonzaken: de gedaagde wordt aangezegd dat hij geen griffierecht is verschuldigd.
•Vervanging van de aanzegging van het aan griffierecht verschuldigde bedrag door verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz), dat is: de griffierechtentabel.
•Vermijding van de suggestie dat van een onvermogende gedaagde een griffierecht wordt geheven dat lager is dan het laagste recht dat van een vermogende gedaagde kan worden geheven.
•Afstemming van de aanzegging aan de onvermogende op het juiste onderdeel van de Wet op de rechtsbijstand.
•Weglating van de overbodige woorden … of gemachtigde … in onderdeel l van artikel 111 lid 2 Rv.
•Verheffing boven elke twijfel dat ook in kort geding slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven als twee of meer gedaagden eenstemmig acteren.
•Precisering van de processuele rechtsgevolgen van niet-tijdige betaling van het griffierecht – zijdens gedaagde – in het geding in cassatie.
Bron: De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
Trudeke Sillevis Smitt