Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD) kan de beslissing dat er een verbod geldt voor het standaard opnemen van telefoongesprekken vanuit de gevangenis niet ter cassatie in belang der wet aan de Hoge Raad voorleggen. Dat zegt bestuursrechtadvocaat en hoogleraar staats- en bestuursrecht Tom Barkhuysen.
Barkhuysen geeft aan dat de staatssecretaris best een voorstel mag maken toekomstige uitspraken van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdrecht (RSJ) vatbaar te maken voor cassatie in belang der wet. ‘Wat mij echter niet acceptabel lijkt, is om tijdens het spel de regels te veranderen.’
De RSJ, de hoogste penitentiaire rechter, besloot op 29 oktober van het afgelopen jaar dat aan het opnemen van een telefoongesprek vanuit de gevangenis een belangenafweging door de gevangenisdirecteur vooraf moet gaan. Dat betekent dus dat er een einde moet komen aan de huidige gang van zaken. Telefoons in gevangenissen en huizen van bewaring zijn aangesloten op een systeem van het bedrijf Telio en gesprekken worden automatisch opgenomen.
Tijdens een algemeen overleg op 7 februari zei staatssecretaris Teeven dat de RSJ artikel 39, lid 2 van de Penitentiaire beginselenwet naar zijn mening niet goed uitlegt. Volgens hem valt het opnemen van telefoongesprekken niet onder het houden van toezicht en hoeft er daarom geen belangenafweging aan vooraf te gaan. Tegen de uitspraak van RSJ staat echter geen beroepsmogelijkheid open.
De staatssecretaris haalde een eerdere uitspraak in een strafzaak aan waarin een hof iets anders in zijn strafmotivering opnam dan de RSJ. Daarom kwam hij met een voorstel om uitspraken van de RSJ onderwerp te kunnen laten zijn van cassatie in belang der wet. ‘De Hoge Raad moet bepalen of de wet goed wordt uitgelegd. Het gaat in dit geval om de uitleg van artikel 39, lid 2 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 23 van de Penitentiaire maatregel.’
Volgens Barkhuysen geldt dat met betrekking tot de nu voorliggende uitspraak van de RSJ geen cassatie in belang der wet aan de orde kan zijn. ‘Deze uitspraak zal dan ook in beginsel moeten worden opgevolgd totdat er (in een andere zaak) een ander oordeel terzake ligt van de Hoge Raad. Daarvoor moet dan echter wel eerst de relevante regelgeving zijn aangepast en moet zich een nieuwe zaak met een vergelijkbare rechtsvraag voordoen.’
Tekst: Sabine Droogleever Fortuyn