Geboren: 4 juli 1970 in Dordrecht
Burgerlijke staat: samenwonend, ongehuwd
Studie: Nederlands recht, Rotterdam
1993-1999:
medewerker Reclassering Nederland (aanvankelijk in het kader van vervangende dienstplicht als erkend gewetensbezwaarde)
1999-2004:
RAIO, Rechtbank Amsterdam
2004-2006:
rechter bij de arrondissementsrechtbank
Amsterdam
2006-2010:
raadsheer bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
010-heden:
Tweede Kamerlid Partij van de Arbeid
Het was bij een congres in de periode dat Jeroen Recourt zijn vervangende dienstplicht vervulde bij het Bureau Alternatieve Straffen van de reclassering. ‘Een collega stond op en zei: “We hebben bij onze organisatie een psycholoog, een socioloog, en een ongeschoolde.” Ik dacht: over wie heeft hij het nou?! Dus toen werd het tijd om een studie te doen. Dat werd rechten, en het was fantastisch. Interesse en aandacht, het kwam allemaal bij elkaar. Ik heb die studie vrij snel gedaan, in de avonduren.’
Tweede Kamerlid en justitiewoordvoerder van de PvdA Jeroen Recourt (42) was een tweede-kansstudent en dat is één van de redenen dat de Partij van de Arbeid zo goed bij hem past: voor sociaaldemocraten is zelfontplooiing altijd het middel geweest om het verheffingsideaal waar te maken. Dat het eerder niet zo lukte had er ook mee te maken dat hij dyslectisch is. ‘Op de middelbare school was ik slordig en slecht in talen. Pas bij de rechtenstudie kwam ik erachter dat ik er toch wel gevoel voor had.’
Om geld en spullen geeft hij weinig. Zijn rijtjeshuis in Haarlem is bescheiden. Maar het rechterschap leek hem wel wat, vanuit maatschappelijk engagement. Hij studeerde net op tijd af: voor de opleiding tot rechter mocht je toen nog niet ouder zijn dan dertig. Zijn buitenstage liep hij bij toenmalig PvdA-kamerlid Aleid Wolfsen, de huidige burgemeester van Utrecht. ‘Het gebeurt niet veel, maar voor een rechter is de wetgever een heel logische plek.’
Daarna ging hij werken bij de Rechtbank Amsterdam, sectie Bestuur, Vreemdelingenzaken. Maar hij ‘wilde bewegen’. Na twee jaar rechterschap kon hij beginnen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Een fantastische plek om het rechtersvak te leren, zegt hij. ‘Al moet je er ook weer niet te lang blijven.’
Advocatenblad: waarom niet?
‘Op de Antillen heerst een andere cultuur dan hier. Als rechter sta je in hoog aanzien, je hebt veel gezag. Daarbij geldt vooral voor de Europese rechter, die nog geen vriendschaps- of familiebanden heeft dat men niet kan zeggen: die uitspraak komt omdat hij bevriend is met die en die. Juist in zo’n eergerelateerde samenleving waar het heel erg is om gezichtsverlies te lijden, komt de rechter er vaak aan te pas, want dan kun je een conflict zonder gezichtsverlies oplossen. Maar als je te lang blijft, ga je al snel denken dat je fantastisch bent. Uiteindelijk word je toch een beetje King of the Court, het is de aard van de situatie waarin je daar zit. Je zit er met vijf, zes man, en alle advocaten moeten eerst langs jou. Sowieso is dat een gevaar voor rechters: je wordt altijd naar de mond gepraat.’
Het belangrijkste punt dat Recourt deze regeerperiode wil binnenhalen: hervorming van de regelgeving rond het huwelijksvermogensrecht en de partner- en kinderalimentatie. Tientallen mails krijgt hij er wekelijks over, van dwaze vaders, boze vaders, ongelukkige vaders. De huidige regels zijn gebaseerd op een ‘SGP-achtige visie’ op het huwelijk, vindt Recourt. Die visie op de relatie tussen man en vrouw riekt volgens hem naar spruitjesjaren: de man is kostwinner en verantwoordelijk voor het welzijn van de partner, de vrouw zit zorgzaam thuis, ook nadat het huwelijk is gestrand.
Recourt woont sinds één jaar samen met fractiegenoot Sjoera Dikkers, woordvoerder economie en infrastructuur van de PvdA. Ze werden op dezelfde dag beëdigd. ‘We zijn een Kamersetje,’ zegt Recourt, ‘maar we hangen het niet aan de grote klok.’ Samen hebben ze vijf kinderen (drie van hem, twee van haar), een hond, drie kippen en een konijn. En nee, niet getrouwd.
Waarom vindt u deze hervormingen zo belangrijk?
‘De bestaande wetgeving gaat uit van lotsverbondenheid: je trouwt voor het leven, dus je bent levenslang aan die persoon gebonden, ook financieel. Die grondslag klopt niet. We moeten af van het idee dat je aan een huwelijk toekomstverwachtingen kunt ontlenen voor wat betreft het inkomen. Een betere grondslag voor alimentatie is de zorg die je voor elkaar en de kinderen hebt. Als de vrouw meer zorgtaken op zich neemt zodat de man carrière kan maken, is dat een reden om partneralimentatie te betalen. Andersom ook. Die gelijkwaardigheid moet er ook komen als er kinderen zijn. Het co-ouderschap is in de praktijk allang de norm, maar in de wetgeving is het beroerd geregeld. We willen de zorg na de scheiding eerlijk verdelen, en daar het systeem van alimentatie op inrichten. Als je beiden voor de helft zorgt dan hoeft er niets te gebeuren, maar als de één zorgt en de ander niet, moet je toch een minimumbedrag gaan betalen. Je bent altijd verantwoordelijk voor je kind. Tekorten worden nu nog te vaak bij de moeder gelegd.’
Recourt diende vorig jaar de initiatiefnota Partneralimentatie al in samen met VVD en D66. Aan de initiatiefwet Kinderalimentatie legt hij deze weken met VVD-woordvoerder van justitie Ard van der Steur de laatste hand.
Hoe bevalt de samenwerking? Toen u net in de Kamer zat, botste u nogal met Ard van der Steur, u noemde hem zelfs een demagoog. Nu dient u samen het ene na het andere wetsvoorstel in.
‘In het eerste jaar in de Kamer hebben we een aanvaring gehad. Als parlementariër bots je altijd weleens in een debat, maar hier zat een enorme lading onder. We hadden echt een beetje ruzie, op het persoonlijke vlak. Het ging over integriteit, en dat ligt natuurlijk altijd heel gevoelig. De vonken spatten er vanaf. Sindsdien respecteren we van elkaar dat we andere uitgangspunten hebben. En er zijn natuurlijk een hoop onderdelen waar we het, vanuit die verschillende uitgangspunten, wel over eens zijn. Sindsdien werken we in goede harmonie samen.
Zoals de uitbreiding van het spreekrecht voor slachtoffers in het strafproces. Sommige advocaten vrezen dat de rechten van de verdachte in het gedrang komen als je meer emoties toelaat in de rechtszaal.
‘Ik zie dat niet zo als een tegenstelling. Het is niet zo dat de ene van Mars komt, en de ander van Venus. Daders en slachtoffers zijn met grote regelmaat één en dezelfde persoon, of komen uit dezelfde familie. Dat je de rol van het slachtoffer wat groter maakt, vind ik geen enkel punt, ook niet voor de dader. Het strafproces is een vorm van verantwoording afleggen, aan het slachtoffer en aan de maatschappij in het algemeen. Maar wat mij betreft is het te abstract. Rechters zijn heel erg bang voor emoties, voor een emotioneel proces, dus wordt het strafproces uitgekleed tot een zakelijke, technische toestand waarin een bewezenverklaring wordt geconstrueerd, waarna de rechter in een soort black box de strafmaat bedenkt. Maar die emotionaliteit van het slachtoffer hoort er gewoon bij. Vaak wordt verondersteld dat slachtoffers mensen zijn die alle nuance uit het oog verloren zijn, en voor wie alleen de doodstraf de beste straf is. Maar dat is maar een klein clubje. De meeste slachtoffers zijn heel rationeel, ze snappen heel goed dat de rechter met alle omstandigheden rekening moet houden, dat hij de balans moet herstellen.’
Het vonnis is er toch om de balans te herstellen?
‘Nee! Het strafproces draait niet alleen om de technische vaststelling van schuld of onschuld, maar dient ook om een oordeel uit te spreken: “wat u heeft gedaan kan absoluut niet.” Van mij mag een rechter in zijn vonnis (of een officier in zijn requisitoir) heel moralistisch zijn, en meer zijn afkeuring uitspreken. In zaken met een bekennende verdachte zelfs al eerder. Ik vind dat dat te weinig gebeurt.
Ik vind ook: een stevige klap op enig moment mag best. Het hoeft allemaal niet “hard, harder hardst”, wat heel erg VVD is. Overigens: met die filosofie van “we sluiten mensen heel lang op en gooien de sleutel in de sloot” is het definitief afgelopen, nu Teeven heeft besloten om flink te snijden in het gevangeniswezen. Maar dat merkt niemand op.’
Een al te moralistische rechter roept al snel een wraking over zichzelf af.
‘Maar als je, uit angst voor wraking, alles maar neutraal aanhoort, blijf je te veel hangen in de techniek. Ik ben niet zo van “de rechter als sfinx”. Zowel het slachtoffer als de dader zit daar om dat proces aan te gaan, om verantwoording te vragen van de dader. Als iemand iets zegt waarvan jij denkt: onzin, dan moet je dat ook kunnen zeggen. Dan kan daarop worden gereageerd. Je moet contact maken met de verdachte, zodat hij zich gezien voelt. Dat werkt ook beter voor de acceptatie van de straf.’
Wat vindt u van het plan van staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD) om een knip aan te brengen in het proces?
‘In grotere zaken kan het uitstekend werken. Alleen: in de bulk van de zaken kun je gewoon niet knippen, dus ik heb er qua aantallen geen al te hoge verwachtingen van. In politierechterzaken, of kleinere meervoudige kamerzaken hoeft dat ook helemaal niet, daar is versterking van de positie van het slachtoffer genoeg.’
Met die bezuiniging op het gevangeniswezen is Teeven er nog niet. Ook in de gefinancierde rechtshulp moet flink gesneden, wel honderd miljoen. Uw partijleider Diederik Samsom zei laatst toch duidelijk: dit gaat te ver. Vindt u dat ook?
‘Ik kan er nog niet te veel over zeggen. Of het honderd miljoen wordt, is nog niet duidelijk, maar er wordt zeker stevig op bezuinigd. Dat kan alleen als je structureel anders naar dat stelsel gaat kijken. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat je een eigen bijdrage vraagt van mensen die veroordeeld zijn. In sommige buitenlanden functioneert dat prima. Als de overheid jou in het vizier heeft, en allerlei maatregelen over jou afroept, moet daar natuurlijk goede rechtshulp tegenover staan. Dat moet ook kosteloos zijn als de overheid fout zit. Maar wat nou als die overheid niet fout zit? Dan kun je er wat mij betreft wel over denken.
Op andere rechtsgebieden moeten we proberen het volume terug te dringen. De wijzigingen in de alimentatiewetgeving hebben als prettig neveneffect dat het aantal procedures afneemt. We denken dat we daar grote stappen kunnen zetten, bijvoorbeeld door de administratieve scheiding weer in te voeren als er geen kinderen zijn of niet meer thuiswonen. En de extremen kun je eruit halen door het aantal procedures dat je per jaar mag voeren te maximeren. Daar moet je mee oppassen natuurlijk. Mensen kunnen in heel ellendige situaties terechtkomen waardoor rechtshulp op meerdere terreinen nodig is. Maar er zijn ook voorbeelden van mensen die veertig procedures per jaar voeren, gewoon omdat het kán.’
De overheid doet dat ook, met name in het bestuursrecht.
‘Zeker. Daarom heb ik al eens voorgesteld om de griffierechten daar flink op te hogen, om het bestuursorgaan ertoe te dwingen al in de bezwaarfase tot een serieuze oplossing te komen. Nu wordt die door sommige gemeentes soms gewoon maar overgeslagen, die zeggen: “Mensen gaan toch niet naar de rechter vanwege de hoge drempel.” Dat gedrag wil je eruit hebben.’
Over gedrag gesproken: binnenkort komt staatssecretaris Teeven met antwoord op de schriftelijke vragen over de wijzigingen in de Advocatenwet, zoals de instelling van een extern college van toezicht. Gaat dat er komen?
‘Dat het toezicht scherper moet, staat wel vast. Hoe precies, weet ik niet. De cliënt mag op geen enkele manier de angst hebben dat wat hij aan zijn advocaat vertelt bij de overheid terechtkomt, dus je moet ergens een schot inbouwen. Maar het argument “we moeten geen buitenstaanders in het toezicht hebben” vind ik een beetje vreemd. Bovendien: een deel van de tuchtrechters is ook buitenstaander. Door niet-advocaten te laten meekijken, legitimeer je wat je doet voor het publiek. Dat geldt voor advocaten, maar net zo goed voor de samenstelling van een wrakingskamer.
Het is juist goed als iemand zegt: “Vanuit jullie logica is wat hier gebeurt misschien onvermijdelijk, maar ik vind het toch wel gek.” Zo’n frisse, kritische blik heeft elke beroepsgroep nodig: rechters, advocaten, maar ook de politiek. De echte veranderingen moeten altijd van buiten komen.’