Afgezien van het staatsieportret in de rechtszaal en de aanhef boven wetten worden de meeste advocaten in hun werk zelden met Oranjes geconfronteerd. Anders ligt dat voor een select gezelschap rechtsgeleerd adviseurs. Aangenomen per Koninklijke Beschikking kunnen deze advocaten, volgens de Rijksvoorlichtingsdienst, ‘bij juridische zaken die het Koninklijk Huis betreffen’ om advies worden gevraagd.

     Op 30 april mag Willem-Alexander zich de nieuwe Koning van Nederland noemen. Zal hij zijn rechtsgeleerd raadsman, Arnold Croiset van Uchelen, vaak nodig hebben? Eén ding is zeker. De geschiedenis leert dat de Oranje-vorsten steeds vaker een advocaat in de arm nemen.

     Koning Willem I (1772-1843) had geen advocaten nodig. Bij juridische moeilijkheden kon hij als absoluut heerser nog eenvoudigweg de wet naar zijn hand zetten. Voor zoon Willem II (1792-1849) gold hetzelfde. Hij moest dan wel rekening houden met de constitutionele monarchie, maar hij had het geluk dat rechters in die tijd erg op de hand van de Oranjes waren. Wie bijvoorbeeld kwaad over hen sprak, kon op fikse straffen rekenen. En onder Koning Willem III (1817-1890) was dat  niet veel anders. Willem III draaide dan ook zijn hand niet om voor het laten vervolgen door Justitie van de  wegens het opkomende socialisme vele majesteitsschenners. Zo werd de sociaal-anarchist en dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis veroordeeld tot een halfjaar celstraf. Niet voor niets kreeg Willem III de bijnaam Koning Gorilla.

     Maar onder Willem III had er wel een belangrijke verandering plaats. Toeval of niet, maar op het moment dat er in de jaren zestig van de negentiende eeuw een politiek conflict ontstond over de vraag of de Koning een eigen, van de Tweede Kamer onafhankelijke bevoegdheid heeft, werd voor het eerst een rechtsgeleerd adviseur, een advocaat dus, aan het hof gesignaleerd. Dat is te lezen in De Geschiedenis van de Thesaurie, een studie uit 2010 over de koninklijke kasbeheerders. Dat de Staatsalmanak die aanstelling niet meldt, tekent de koninklijke terughoudendheid. Als gewoon burger een beroep op een advocaat doen, is dat wel des Konings?

Het zou in elk geval zestien jaar duren eer die schroom verdween. Pas in 1882 werd J.G. Rochussen in de Staatsalmanak opgenomen als ‘rechtsgeleerde van het Huis des Konings’. Aanleiding tot zijn aanstelling was overigens het testament van koningin-moeder Anna Paulowna (1795-1865) waarin Willem III volgens zijn vrouw was ‘onterfd’. Rochussen kon Willem III niet helpen. Hij concludeerde dat de Koning weliswaar tekort gedaan was, maar dat hij eerder na zijn moeders overlijden actie had moeten ondernemen.     

     Ook koningin-regentes Emma stelde een rechtsgeleerd adviseur. In 1891 begon ze een traditie die tot ver aan in de twintigste eeuw voortduurde: zij benoemde een De Brauw tot rechtsgeleerd adviseur en wel Engelbert Nicolaas de Brauw, de  oprichter van het kantoor dat zijn naam nu nog draagt. Of het aan hem lag is onduidelijk, maar op juridisch vlak bleef het in die jaren rustig. In zijn bijna dertig jaar adviseurschap bleven grote juridische zaken en affaires uit. De Brauw zat in de nalatenschapscommissie van koning Willem III en maakte deel uit van de Hofcommissie, maar trad voorzover bekend niet voor de Oranjes op in de rechtszaal.

     Die relatieve rust heerste nog toen koningin Wilhelmina in 1898 aantrad en ook toen advocaat Willem Maurits de Brauw in 1920 het stokje van zijn naamgenoot overnam. Maar met het overlijden van Wilhelmina’s man Prins Hendrik kwam in 1934 alsnog een einde aan de rust. Om te verdoezelen dat de prins een kind had verwekt bij een maîtresse, wees het hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst en vertrouweling van Wilhelmina François van ’t Sant een diplomaat aan als de vader. Na diens dood benaderde Van ’t Sant de nabestaanden van de diplomaat en vroeg hen, zogenaamd namens de moeder, 47.000 gulden om de affaire in de doofpot te houden. Toen bleek dat Van ’t Sant het verhaal verzonnen had, wilde de familie van de diplomaat juridische stappen tegen hem ondernemen.

     Het is aan De Brauw, die Van ’t Sant bijstond, te danken dat de familie akkoord ging met de installatie van een commissie van wijze heren die partijen en getuigen zou horen. Dat de zaak buiten de rechtszaal geregeld kon worden, moet Wilhelmina bevallen zijn. Toen prins Bernhard in 1937 na een auto-ongeluk de veroorzaker een proces wilde aandoen, antwoordde zijn schoonmoeder, in lijn met de schroom van haar voorgangers: ‘Wij voeren geen processen.’

Met de entree van Bernhard braken in juridisch opzicht spraakmakender tijden aan. Dat werd zichtbaar tijdens de Greet Hofmans-affaire. Door deze gebedsgenezeres werd het paleis begin jaren vijftig van de vorige eeuw verdeeld in twee kampen. Om een scheiding – en een constitutionele crisis – te voorkomen, moest Juliana van een commissie onder leiding van de katholieke minister van Binnenlandse Zaken Louis Beel breken met Hofmans. Dit lukte overigens pas onder druk van een volgende commissie, vernoemd naar voorzitter en voormalig advocaat Joost van Hamel. Commissielid en advocaat C.R.C. Wijckerheld Bisdom, kantoorgenoot van Willem Maurits de Brauw, schreef in 1957 het rapport op basis waarvan Juliana na de Hofmans-affaire gedwongen werd haar hofhouding te reorganiseren.

Anders dan zijn schoonmoeder bleek Bernhard niet terughoudend bij het inschakelen van advocaten. In 1958 werd J.H. de Brauw benoemd tot rechtsgeleerd adviseur, maar Bernhard gebruikte het liefst eigen advocaten. Zo deden advocaten Wijckerheld Bisdom en Ynso Scholten onder andere onderzoek naar een treinwagon vol kunst die tijdens de oorlog was verdwenen en waar de metgezel van Bernhards moeder wellicht bij was betrokken.

     Bij een volgende affaire door smeergeldaffaires rondom vliegtuigbouwer Lockheed, deed de prins noodgedwongen opnieuw een beroep op Scholten, waarmee hij overigens rechtsgeleerd raadsman Johan Lodewijk Willem Sillevis Smitt passeerde die in 1975 aantrad. Wat Scholtens werkzaamheden behelsden en waarom Bernhard juist hem koos, wordt pas in 2050 duidelijk. Dan opent het archief dat volgens de inventarislijst nummer 12497 ‘correspondentie met de advocaten van prins Bernhard’ betreft. Dat Scholten over de uitkomst tevreden kon zijn, mag duidelijk zijn. Hoewel vaststaat dat de prins via de Zwitserse advocaat Hubert Weisbrod geld ontving, ontkwam hij aan strafrechtelijke vervolging. Wilhelmina’s uitspraak veranderde zo mede door toedoen van Bernhard van ‘wij voeren geen processen’ in ’tegen ons worden geen processen gevoerd’.

Sinds het aantreden van Beatrix in 1980 blijkt uit niets dat de Oranjes nog beducht zijn voor het inschakelen van advocaten en het voeren van processen.  Een belangrijke bijdrage daaraan leverde de opkomende interesse van de  roddelpers in het privéleven van de Oranjes. Zo spande prins Claus in 1985 een kort geding aan tegen weekblad Privé waarvoor hij rechtsgeleerd raadsman Frits Salomonson inschakelde, die in 1981 in dienst kwam. In zijn pleidooi zette Salomonson de toon voor de toekomst. ‘Hij [Willem-Alexander] heeft er, als iedere Nederlander, recht op beschermd te worden tegen openbare seksuele schrijftafelfantasieën, waarvan men hem tot object maakt met geen ander doel dan eigen winstbejag.’
Salomonsons opvolger Enno Wiersma had naast privacygerelateerde zaken ook de handen vol aan de stijgende (commerciële) interesse in de Oranjes. Zo bleek in 2003 dat Wiersma voorzitter is van Sigillis Regiis Praesidio, een door koningin Beatrix opgerichte stichting ter bescherming van de ‘officiële symbolen van het Koninklijk Huis’. Aanleiding voor de onthulling was een pop van een zwangere prinses Máxima waar een foetus uit de buik gehaald kon worden. ‘De leden van de Koninklijke familie laten veel over hun kant gaan, maar er zijn grenzen,’ zei Wiersma destijds in de Telegraaf.
Ook Willem-Alexander zelf laat tegenwoordig zijn privacy in de rechtszaal verdedigen. In de juridische nasleep van incidenten tijdens zijn huwelijk verwerpt de Hoge Raad beroepen op de vrijheid van meningsuiting. Zo wint de prins in 2006 zaken tegen Privé, in 2008 tegen het blad Party en in 2009 tegen het Amerikaanse persagentschap AP. Dwangsomeisen met maxima van tien miljoen euro onderstrepen dat ‘wij niet alleen processen voeren’, maar ook dat het ‘ons menens is’. Anderzijds worden de Oranjes ook niet meer ontzien. In 2003 wordt prinses Máxima veroordeeld wegens betrokkenheid bij een auto-ongeluk. Wel weet Wiersma de geëiste 100 procent schadevergoeding tot een kwart te verminderen.

    Nu iedereen de broekriem aanhaalt, neemt vooral de kritiek toe op de financiële besognes van de nieuwe Koning en Koningin. Moeten ze belasting betalen en zullen ze daardoor fiscale routes optuigen om belasting te ontwijken, zoals twee van Willem-Alexanders tantes? De kans dat de in 2010 door Beatrix benoemde raadsman Arnold Croiset van Uchelen wordt ingeschakeld om de Oranjes bij te staan bij financiële misstappen lijkt klein. Eerder zal deze managing partner van Allen & Overy de privacy van de kersverse, en dus onder een vergrootglas opererende, Koning en Koningin moeten verdedigen, net als zijn voorganger. Het zal blijken vanaf het moment dat zijn koninklijke cliënten hun handtekening onder de Akte van Abdicatie hebben gezet.

 

Advocaat van Oranje

Rechtsgeleerd adviseurs vorst komen veelal van De Brauw

In de Staatsalmanak zijn tot 1891 de rechtsgeleerd adviseurs terug te vinden van de Koning(in). Mr. J.G. Rochussen, de eerste adviseur, werd rechtsgeleerde van het Huis des Konings genoemd. Zijn opvolger – en oprichter van advocatenkantoor De Brauw – E.N. de Brauw werd in 1891 rechtsadviseur genoemd. In het jaar dat koningin Beatrix aantrad, veranderde de titel van rechtsgeleerd adviseur in raadsman. 

1882-1888
J.G. Rochussen

1891-1920
Engelbert Nicolaas
De Brauw

1920-1958
Willem Maurits
de Brauw
De Brauw

1958-1975
J.H. de Brauw
De Brauw

1975-1981
Lodewijk Sillevis Smitt
De Brauw Blackstone 
Westbroek

1981-1998
Frits Salomonson
Loeff en Van der Ploeg, 
Salomonson en Hammerstein, Boekel De Nerée

1998-2010
Enno Wiersma
De Brauw 
Blackstone 
Westbroek

2010-heden
Arnold Croiset van Uchelen
Allen & Overy

Ontwerp-standbeeld voor Koning Gorilla [Koning Willem III], voorbeeld van majesteitsschennis.

Bernhard wilde in 1937 na een crash de andere bestuurder een proces aandoen. Wilhelmina verbood het.

Prins Bernhard in gesprek met Lockheed-manager Robert E. Gross in 1956.

Gebedsgenezeres en vertrouwelinge Juliana Greet Hofmans.

Tijdens het defilé op Koninginnedag l978 op Paleis Soestdijk schiet prins Willem-Alexander met elastiekjes op voorbijgangers.

Download artikel als PDF

Advertentie