Bindend advies d.d. 6 oktober 2010/37946
(mrs. Van der Groen, Jonker en Arnoldus-Smit)
Toevoegingsvergoeding lager dan eigen bijdrage; toewijzing declaratie.
Klacht
De cliënte wendde zich tot advocaat inzake een geschil met de hypotheekverstrekker over gestegen rente. De cliënte meende dat de Raad voor Rechtsbijstand de zaak had doorverwezen voor een licht advies. Ze stelt dat de advocaat haar had moeten laten weten de zaak niet als een lichte advieszaak te gaan behandelen en dat zij een kostenrisico zou lopen van 705 euro. Zij ontving voor dat bedrag een factuur. Later ontving zij een bijgestelde factuur van 530,39 euro. Ook dat bedrag vindt cliënte te hoog. Na een intakegesprek van twintig minuten stuurde zij op verzoek van de advocaat enkele stukken. De advocaat stuurde vervolgens twee briefjes gestuurd naar de wederpartij. De advocaat adviseerde haar de zaak stop te zetten. Dit werd in een gesprek van een kwartier op het kantoor van de advocaat meegedeeld, hoewel dit volgens cliënte ook telefonisch had gekund. Zij is bereid aan de advocaat een bedrag van H 74 te voldoen. Zij stelt dat zij door het handelen of nalaten van de advocaat financieel nadeel heeft geleden en verzoekt de commissie een vergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen.
Verweer
De advocaat stelt dat er meermalen is gecorrespondeerd met de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de raad), de wederpartij van cliënte en met cliënte. Ook is er met de cliënte getelefoneerd. Volgens de advocaat is de declaratie niet onredelijk. De cliënte laat buiten beschouwing dat de door haar aangeleverde stukken moesten worden bestudeerd om een brief te kunnen schrijven en dat telefoneren ook tijd kost. De advocaat heeft 4,4 uren aan de zaak besteed waarvan vier uur aan de cliënte is doorberekend tegen het tarief dat de raad zou hebben uitbetaald. De raad heeft de toe te kennen vergoeding vastgesteld op vier uur. De raad zal niet aan de advocaat uitbetalen nu de vergoeding lager is dan de vastgestelde eigen bijdrage van 705 euro. De advocaat heeft daarop de factuur bijgesteld naar 530,39 euro.
De advocaat verzoekt de commissie om de klacht van de cliënte af te wijzen en te bepalen dat de cliënte het factuurbedrag van 530,39 euro moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2010 (veertien dagen na factuurdatum).
Beoordeling
Vaststaat dat de raad de eigen bijdrage heeft gesteld op 705 euro. De uiteindelijke factuur van de advocaat bedraagt 530,39 euro, zodat de cliënte geen aanspraak op een vergoeding ingevolge de toevoeging kan maken. De raad heeft het aantal te besteden uren vastgesteld op vier en de declaratie van 530,39 is daarop gebaseerd.
In de overgelegde stukken en op de zitting vindt de commissie geen gronden of aanwijzingen voor de door de cliënte geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken bezwaren. Met name de klacht van de cliënte dat tegenover het in rekening gebrachte bedrag van 530,39 euro een intakegesprek van twintig minuten en twee korte briefjes staan en dat een bedrag van 74 euro daarvoor als redelijk moet worden aangemerkt, kan naar het oordeel van de commissie niet slagen. Naast het intakegesprek zijn er meerdere gesprekken met de cliënte geweest, heeft de advocaat telefonisch contact met de cliënte gehad en heeft de advocaat voor het schrijven van de brieven de stukken moeten bestuderen. Dit is niet of niet voldoende weersproken.
De advocaat heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat. De omstandigheid dat de advocaat op goede gronden heeft geadviseerd de zaak niet voort te zetten maakt nog niet dat de advocaat tekortschoot in de uitvoering van de opdracht.
De door de cliënte gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen. De commissie voegt hieraan toe dat de cliënte niet of niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt door het handelen of nalaten van de advocaat schade te hebben geleden. Bovendien heeft de cliënte nagelaten deze schade nader te onderbouwen.
Beslissing
Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen. De commissie bepaalt dat de cliënte aan de advocaat is verschuldigd een bedrag van 531,09 euro. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag van 531,09 euro aan de advocaat overgemaakt.
Bindend advies d.d. 7 februari 2011/42440
(mrs. Schaar, Schop en Hoogeveen-De Klerk)
Advocaat en cliënt hebben een minnelijke regeling getroffen met betrekking tot afwikkeling opdracht onder finale kwijting.
Klacht
De cliënt klaagt over de kwaliteit van de dienstverlening, de daaraan verbonden kosten en de daaruit ontstane schade. De advocaat zou een korting toepassen op zijn honorarium en heeft de cliënt informatie onthouden. Bij de afwikkeling van dit geschil over honorarium en schade is door de advocaat geen reden voor financiële kwijting opgegeven.
Verweer
De advocaat stelt zich op het standpunt dat de cliënt niet in zijn klacht kan worden ontvangen. Onder verwijzing naar zijn e-mailbericht van 9 december 2009 heeft de advocaat aangevoerd dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend met betrekking tot zowel de kwaliteit van de dienstverlening als de hoogte van de declaraties.
De advocaat betwist dat hij zijn honorarium voor al zijn werkzaamheden met vijftien procent zou korten. Evenmin heeft hij essentiële informatie onthouden in het kader van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. De advocaat betwist dat de cliënt schade heeft geleden.
Beoordeling
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde op de zitting is voor de commissie niet of onvoldoende komen vast te staan dat de advocaat expliciet en voor de cliënt op niet mis te verstane wijze heeft aangegeven dat het voorstel genoegen te nemen met een eenmalige betaling van 3.000 euro inclusief btw en tegen finale kwijting van 7 december 2009 zowel betrekking heeft op de hoogte van de ter discussie staande declaraties als de ter discussie gestelde kwaliteit van zijn dienstverlening, de cliënt daarmee akkoord is gegaan en genoemde 3.000 euro aan de advocaat in het kader van deze minnelijke regeling ter finale kwijting heeft voldaan.
Naar het oordeel van de commissie kan de cliënt daar niet meer middels de ingediende klacht op terugkomen nu partijen ter finale kwijting en in der minne een regeling hebben getroffen.
Beslissing
De commissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Arbitraal vonnis d.d. 24 december 2010 /Adv10-0041 B
(mrs. Schaar, Jonker en Slager)
Honorariumafspraak ontoelaatbaar.
Klacht
De cliënte heeft zich tot de advocaat gewend in verband met letselschade. De advocaat heeft met cliënte de afspraak gemaakt dat hij 25 procent van de te ontvangen vergoeding (30.000 euro) zou kunnen declareren. De Raad van discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch heeft op 7 september 2009 de advocaat berispt wegens een ontoelaatbare honorariumafspraak. Gelet hierop vordert de advocaat thans bijna het dubbele. De cliënte verzoekt afwijzing van de vordering van de advocaat en schadevergoeding van 4.000 euro.
Verweer
De advocaat vordert 14.490,31 euro voor buitengerechtelijke kosten. Hierop is een voorschot voldaan van 7.000 euro zodat 7.490,31 euro openstaat. De advocaat voert aan dat met het schaderegelingsbureau was afgesproken dat het restant van de buitengerechtelijke kosten (7.490,31 euro) integraal zou worden voldaan, indien de cliënte akkoord zou gaan met een slotuitkering van 30.000 euro. Van afwikkeling op deze basis is het echter niet gekomen.
Beoordeling
Kern van het geschil is de vraag of het door de advocaat gevorderde bedrag van 7.490,31 euro in dit geval gerechtvaardigd en redelijk kan worden geacht. Daarbij beslist de commissie naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de gesloten overeenkomst. Daarbij hanteert zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat niet als zodanig heeft gehandeld.
De Raad van discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch heeft de advocaat berispt. Daartoe heeft de raad onder meer overwogen dat de door de advocaat gemaakte honorariumafspraak betreffende de buitengerechtelijke kosten niet toelaatbaar is. Gelet op die afspraak zou bij een vergoeding van 30.000 euro door de advocaat aanspraak worden gemaakt op een percentage van 25 van die vergoeding. De commissie is van oordeel dat de advocaat, gelet op deze afspraak niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat.
Gelet op wat partijen stellen, de ingebrachte stukken, en de door de advocaat verrichte werkzaamheden, komen de door de advocaat in rekening gebrachte kosten, mede gelet op de ‘juridisch’ relevante werkzaamheden, de commissie bovenmatig voor. Zij stelt vast dat een vergoeding van het door de advocaat van de wederpartij al als voorschot ontvangen bedrag van 7.000 euro volstaat als een meer dan gerede vergoeding. Het verzoek van de advocaat zal dan ook worden afgewezen.
De door de cliënte verzochte schadevergoeding van 4.000 euro zal de commissie afwijzen nu de cliënte, zoals haar advocaat ook ter zitting heeft onderkend, deze vordering niet nader heeft onderbouwd en daarnaast niet of onvoldoende is komen vast te staan dat de cliënte door het nalaten of toedoen van de advocaat schade heeft geleden.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de cliënte niets meer aan de advocaat is verschuldigd en wijst het door de advocaat gevorderde af. De commissie wijst het door de cliënte meer of anders verzochte af.
Bindend advies d.d. 20 oktober 2010/Adv09-0324
(mrs. Koster-Vaags, Broers en Zuur)
Aanzienlijke correctie pas in klachtprocedure erkend.
Klacht
De cliënt heeft zich tot de advocaat gewend wegens echtscheiding. Er is een uurtarief van 200 euro (exclusief btw) overeengekomen. Van april 2006 tot november 2008 is 82.851,90 euro in rekening gebracht, waarvan 38.643,82 euro is voldaan. De cliënt klaagt dat regelmatig dubbel is gedeclareerd, zeer vage en summiere urenspecificaties zijn gegeven, en het tarief onredelijk is, gezien de uitkomst.
Na ondertekening van de overeenkomst van opdracht is de cliënt niet door de advocaat bijgestaan maar door een kantoorgenoot van de advocaat. Volgens de cliënt is de kantoorgenoot een strafrechtadvocaat. De cliënt mocht erop vertrouwen dat de kantoorgenoot ervaring heeft op het gebied van het personen- en familierecht en dat er een hoge mate van parate kennis op dit rechtsgebied aanwezig is. De cliënt stelt meerdere malen aan de advocaat zijn ongenoegen te hebben geuit over de kosten van de echtscheidingsprocedure, temeer omdat de aard van de zaak relatief eenvoudig te noemen is. Bovendien hebben de gevoerde procedures geen resultaat opgeleverd en zijn belangrijke stukken niet tijdig in de alimentatieprocedure in hoger beroep in het geding gebracht. Voorts stelt de cliënt zich op het standpunt dat indien de commissie beslist bij bindend advies, zij niet bevoegd is uitspraak te doen over de vordering tot vergoeding van (contractuele) rente.
Verweer
De advocaat betwist dubbeltelling, maar erkent dat een bedrag van 5.885,05 euro en 3.391,55 euro in mindering moet worden gebracht. De cliënt heeft niet eerder op- of aanmerkingen gemaakt op de specificatie van de declaraties. Het was de expliciete wens van de cliënt dat de kantoorgenoot van de advocaat zo veel mogelijk de zaken van de cliënt verder zou doen. De advocaat betwist de uitsluiting van bevoegdheid ex artikel 2 van het Reglement van de commissie.
Beoordeling
Voor wat betreft de kosten van de door de advocaat verrichte werkzaamheden is het de commissie niet gebleken dat de hoogte of de omvang van de declaraties gelet op de verrichte werkzaamheden bovenmatig of buitenproportioneel is. De commissie acht de overgelegde urenspecificaties redelijk nauwkeurig en zij voldoen dan ook naar het oordeel van de commissie aan de eisen. Bovendien is naar het oordeel van de commissie komen vast te staan dat de zaak een ‘vechtscheiding’ betrof. Voorts staat naar het oordeel van de commissie vast dat de cliënt na het ontvangen van de declaraties geen bezwaar daartegen heeft gemaakt. De cliënt heeft weliswaar gesteld dat hij meerdere malen aan de advocaat zijn ongenoegen heeft geuit over de kosten van de werkzaamheden, doch daarvan is de commissie niets of onvoldoende gebleken. Het verzoek van de cliënt dat de commissie de declaraties dient te begroten, kan niet worden toegewezen nu de commissie een geheel andere beoordelingsmaatstaf kent.
De enkele omstandigheid dat de genomen stappen niet hebben geleid tot het door de cliënt gewenste resultaat maakt nog niet dat de advocaat tekortschoot in de uitvoering van de opdracht. Bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat is immers in beginsel sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat, maar dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen. Met zijn werkwijze is de advocaat zijn inspanningsverplichtingen correct nagekomen. Van enig onprofessioneel handelen is de commissie niets gebleken.
De door de advocaat verzochte rente komt echter niet voor toewijzing in aanmerking. De commissie is op grond van artikel 2 van het Reglement niet bevoegd een uitspraak te doen.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt deels gegrond. De commissie bepaalt dat de cliënt aan de advocaat een bedrag is verschuldigd van 34.931,48 euro en wijst het meer of anders verzochte af.