Op 9 april stemde de Eerste Kamer in met het wetsvoorstel om definitief vrijgesproken verdachten opnieuw te kunnen berechten. Met een minimale meerderheid (36 stemmen voor, 35 tegen) werd de Wet herziening ten nadele aangenomen. De wet regelt dat de Hoge Raad op aanvraag van het College van procureurs-generaal een onherroepelijke vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging kan herzien. De nieuwe wet kent wel voorwaarden. Zo moet er sprake zijn van nieuw bewijs dat zou hebben geleid tot een veroordeling van de eerder vrijgesproken verdachte als de rechter daarmee bekend was geweest (het novum). Dit novum kan alleen bestaan uit nieuw technisch bewijs en/of een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte of diens medeverdachte. Een andere reden voor herziening is de vaststelling dat de rechter de eerder gegeven vrijspraak heeft gebaseerd op vals ontlastend bewijsmateriaal. Verder moet de herziening in elke individuele zaak in het belang zijn van een goede rechtspleging, is alleen de strafmaat herzien niet mogelijk en mag het delict niet zijn verjaard. Ten slotte mag het alleen om de categorie ernstige delicten gaan: misdrijven met dodelijke afloop waarop een levenslange gevangenisstraf is gesteld en bij doodslag en gewelds- en zedendelicten waarbij een dode valt te betreuren. Na herziening volgt een volledig nieuwe procedure, met de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie. De nieuwe wet leidt er ook toe dat bewijs, met name DNA-materiaal, bewaard moet blijven. De regelgeving omtrent de vernietiging van DNA-materiaal van vrijgesproken verdachten wordt daarom aangepast. In diverse media werd gesproken over een kleine revolutie in het strafrecht. De indruk dat het rechtsstatelijke beginsel ne bis in idem zo gemakkelijk overboord werd gezet, stuitte op veel weerstand bij rechtswetenschappers en advocaten. Zo werd gewezen op onduidelijkheid bij het criterium om tot herziening te komen (hoogleraar Paul Mevis). Wanneer is nu sprake van een ernstig vermoeden dat de rechter alsnog tot een veroordeling zou zijn gekomen als hij de feiten had gekend? Ook werd gewezen op de mogelijkheid om de nieuwe wet met terugwerkende kracht ten nadele van een burger toe te passen, een breuk in onze strafrechtelijke traditie en in strijd met de rechtszekerheid waarop je als burger aanspraak moet kunnen maken (advocaat Geert-Jan Knoops). Anderen vroegen zich af hoe het zit met het verschoningsrecht van de gewezen verdachte die later als getuige wordt gehoord (advocaat Kerem Canatan). Mag hij zich dan nog steeds op zijn verschoningsrecht beroepen? Op Twitter liet advocaat Tjalling van der Goot weten dat met de nieuwe wet met een kanon op een mug wordt geschoten. Al deze kritiek is terecht. Voorstanders van de wet wijzen met name op de ontwikkeling van nieuwe technieken in de opsporing die bewijsgaring in oude zaken mogelijk maakt en op incidenten in de strafrechtspleging waarbij, naar later bleek, schuldige verdachten vrijuit gingen. Maar het probleem is dat het bestrijden van die incidenten nu gepaard gaat met het loslaten van een zeer zwaarwegend rechtsstatelijk principe. Daarmee komt het systeem er fundamenteel anders uit te zien en dat is risicovol. Vergelijk het met het losmaken van de lading op een vrachtschip bij rustig weer. Bij zwaarder weer is het leed niet te overzien. Bij introductie van een nieuwe, voor de verdachte nadelige, regeling wordt kritiek weggewuifd met verwijzing naar de strenge voorwaarden waaronder het nadeel aan de verdachte kan worden toegebracht. Ook de Wet herziening ten nadele is bij de introductie omgeven met tal van voorwaarden. Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD) benadrukte dat hij toepassing van de wet zal verankeren in strenge beleidsregels. Maar steeds treedt het mechanisme op dat er vervolgens door wetswijzigingen aan de voorwaarden en garanties wordt geknaagd. Zo ging het ook bij de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen, waarbij de aanvankelijk in artikel 46Sr opgenomen verenigingseis (in je eentje een strafbaar feit voorbereiden was aanvankelijk niet strafbaar) en het vereiste van de kennelijke bestemming van de verworven goederen bij latere wetswijzigingen sneuvelden. Hetzelfde gebeurde bij de mogelijkheden tot opleggen van voorlopige hechtenis. De lijst met delicten waarvoor voorarrest mogelijk is, wordt steeds langer en de gronden waarop het mag berusten worden steeds verder uitgebreid. Juist wegens het steeds terugkomen op voorwaarden is de Wet herziening ten nadele een slechte ontwikkeling. Het is nu wachten op de eerste, voor de verdachte nadelige, wetswijziging. De nieuwe wet biedt mogelijkheden te over. Het soort bewijs voor een herziening zal kunnen worden uitgebreid, evenals het type delict waarvoor die herziening mogelijk is. Ook de strenge beleidsregels van het OM kunnen vrij eenvoudig worden versoepeld. Het zou mij ten slotte niet verbazen als het straks, ongetwijfeld na een in de media breed uitgemeten incident, toch mogelijk wordt om voor ernstige culpose delicten herziening mogelijk te maken. Ik ben er niet gerust op.

Download artikel als PDF

Advertentie