De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft voor het eerst een conclusie gevraagd aan de bestuursrechtelijke advocaat-generaal.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze week voor het eerst gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in een aanhangige procedure een conclusie te vragen aan de bestuursrechtelijke ‘advocaat-generaal.’ Deze mogelijkheid bestaat sinds 1 januari dit jaar, de dag waarop de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking trad. Belast met de conclusie, aldus een persbericht, is Rob Widdershoven, hoogleraar Europees Bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht en begin dit jaar benoemd tot bestuursrechtelijke A-G bij de Afdeling bestuursrechtspraak, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Zes of drie jaar
Het geschil waarvoor de conclusie is verzocht, betreft de vraag of in een bepaalde procedure – die zes jaar duurt – de redelijke termijn van art. 6 EVRM is overschreden. Volgens de Rechtbank Den Bosch is de lange behandelingsduur gerechtvaardigd, omdat de zaak was aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Dat kostte drie jaren; jaren die volgens de rechtbank buiten beschouwing gelaten moeten worden, maar waartegen nu beroep is aangetekend.
A-G Widdershoven is verzocht in te gaan op de uiteenlopende jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Hoge Raad met betrekking tot art. 6 EVRM. Aan de orde komt ook de vraag of voor alle type zaken dezelfde termijnen moeten worden gehanteerd. Met deze conclusie hoopt men een bijdrage te leveren aan de kwaliteit en de inzichtelijkheid van de rechtsontwikkeling door de rechter.
Naar verwachting wordt de zaak op 12 september behandeld door een grote kamer met vijf leden – een mogelijkheid die ook pas sinds 1 januari van dit jaar bestaat. Uiterlijk zes weken na de zitting volgt de maiden conclusion van de A-G.
Tekst: Mark Maathuis