Door het uitspreken van zijn oratie ‘De waarde van de eed’ aanvaardde Jonathan Soeharno woensdag 22 mei zijn hoogleraarsambt. De oratie had plaats in de Lutherse Kerk in Amsterdam. Soeharno is advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek en hoogleraar rechtspleging in rechtsfilosofisch perspectief aan de Universiteit van Amsterdam.

De Lutherse Kerk is goed gevuld. In de zaal zitten advocaten, rechtenstudenten, familieleden en andere geinteresseerden. Jonathan Soeharno wijst op de toegenomen aandacht voor de eed. ‘Een wens die uitdrukkelijk wordt uitgesproken, is dat verkeerd gedrag kan worden tegengegaan door invoering van een eed, die gesanctioneerd kan worden.’ Zo zou een eed wetenschappers ervan moeten weerhouden te sjoemelen met data, bijdragen tot herstel van het vertrouwen in de financiële sector en ‘markeren’ dat schoolbestuurders weer ‘dienstbaarheid moeten betonen’ aan het onderwijs.

Maar, zo stelt Soeharno, ‘als we kijken naar de denkgeschiedenis, dan zien we dat de eed zich in essentie helemaal niet leent voor sancties.’ Het zijn de onderliggende verplichtingen van de eed, zo stelt Soeharno, die nageleefd moeten worden. Om de waarde van de eed te peilen, gaat de advocaat en hoogleraar in zijn oratie op zoek naar de kernmotieven van de eed. Daarbij vraagt hij zich af of deze ‘herijkt’ kunnen worden in de huidige tijd.

De Styx
Soeharno haalt de rivier de Styx uit de Griekse mythologie aan als het antieke symbool voor de eed. ´De rivier die de bovenwereld scheidt van de Hades, het rijk van de schimmen. De eed is dus gelegen tussen de wereld van het kenbare en verifieerbare aan de ene kant en de wereld van het onkenbare en onverifieerbare aan de andere kant. Voor de waarheid die men niet kan kennen, is de eed een laatste toevlucht voordat men daadwerkelijk in het schimmenrijk terechtkomt.´

Waarden van professies
Gerechtigheid, geloofwaardigheid en cohesie zijn de kernmotieven die de hoogleraar door de eeuwen heen signaleert voor de eed. Wat het eerste motief betreft, heeft de verlichting volgens Soeharno professies in de kern veranderd. ‘Want met de verlichting zijn ook de professies een uitingsvorm geworden van individuele autonomie.’ Daardoor dreigt het ‘ereaspect’ van deze professies – namelijk dat men niet alleen innerlijk gedreven is door een eigen belang, maar ook door een hoger belang – naar de achtergrond te verdwijnen.

Eenpitter of Zuidasser
Volgens Soeharno kunnen de eigen, kenmerkende, waarden van ieder beroep in de huidige tijd invulling geven aan dit ereaspect. ‘Met welke advocaat men ook te maken heeft, of het nu een eenpitter of Zuidasser is, men moet erop kunnen vertrouwen dat hij handelt overeenkomstig de waarden van de advocatuur. De eed markeert dus de voorrang van deze professionele waarden boven de eigen belangen van de professional. Hiermee krijgt de professional ook een soort professioneel geweten. Het ereaspect – ofwel het motief van gerechtigheid – is dus niet meer gelegen in religie, niet in abstracte verlichtingswaarden, zoals autonomie of gelijkheid, maar kan nu gelegen zijn in de specifieke waarden van de professies.’

Het motief van geloofwaardigheid houdt in dat de aflegger vervolgens afweegt wat deze waarden in concreto betekenen en zijn eigen belangen daaraan ondergeschikt maakt. Dit is volgens Soeharno echter niet alleen de verantwoordelijkheid van de aflegger. Want met het afleggen van een eed treedt men tot een gemeenschap: een ambt, een professie, een praktijk of een instituut. Dit vormt het derde motief van de eed: de cohesie. De eed markeert de waarden die deze gemeenschap samenbinden. Zo is het geloofwaardig maken van de eed niet alleen aan de advocaat, maar ook aan de balie, geeft Soeharno aan.

‘Telkens weer kan de eed markeren en verscherpen wat onze gedeelde overtuigingen zijn, mits de waarde van de eed steeds opnieuw wordt gepeild. Om met de filosoof Heraclitus te spreken – panta rhei. Alles stroomt. Zo ook de Styx.’

Sabine Droogleever Fortuyn
Foto: Nadiafotografeert.nl

Advertentie