–  Hof van Discipline, 10 december 2012, zaaknr. 6317, LJN: YA4213. Wat een behoorlijk advocaat betaamt tegenover de wederpartij.

Geen rechtvaardiging voor schending van bij mediation overeengekomen geheimhouding.

Een werkgever en werknemer komen mediation overeen, onder de gebruikelijke afspraak dat wat in de mediation tussen partijen wordt uitgewisseld geheim blijft. De mediation mislukt en de werkgever roept de werknemer, die tijdens de mediation niet heeft gewerkt, op om zijn werkzaamheden te hervatten. De werknemer weigert dat en wordt op staande voet ontslagen. In de procedure waarin dit ontslag door de werknemer wordt aangevochten, legt mr. X, die de werknemer bijstaat, enkele gespreksverslagen uit de mediation voor. Hij wil daarmee bewijzen dat, gelet op de wijze waarom de mediation is geëindigd, een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt.
            De cliënt van mr. X wordt in hoger beroep in het gelijk gesteld. Kennisneming van de gespreksverslagen door de rechter is daarbij van belang geweest.
            De wederpartij beklaagt zich hierover bij de tuchtrechter. Een beroep op de waarheidsplicht (artikel 21 Rv) baat mr. X bij de tuchtrechter, anders dan in de ontslagprocedure, niet. Het hof stelt voorop dat de geheimhoudingsverplichting bij een mediation op onaanvaardbare wijze aan waarde inboet als het de advocaat steeds zou vrijstaan om, naar eigen goeddunken en zonder daarin de wederpartij te kennen, gebruik te maken van de (ook voor de rechter geheim te houden) stukken uit de mediation. Op dit uitgangspunt kunnen in bijzondere omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In het bijzonder kan het belang van de waarheidsvinding meebrengen dat de advocaat de geheimhoudingsplicht mag schenden.
            Of een dergelijke uitzondering zich voordoet, kan pas in overweging worden genomen als de advocaat de wederpartij vooraf op de hoogte heeft gebracht en om overleg heeft gevraagd. Dat was in dit geval niet gebeurd. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad waarbij aan mr. X een waarschuwing werd opgelegd.

Noot
Dat de rechter in de civiele procedure voorbijgaat aan het bezwaar dat de wederpartij vertrouwelijke informatie uit de mediation onthult, betekent niet dat de tuchtrechter dat onthullen aanvaardbaar acht. Uitgangspunt blijft dat de advocaat van de partij bij een mediation, of hij zichzelf ook tot geheimhouding heeft verplicht of niet, aan die geheimhouding is gebonden. Van die verplichting mag een advocaat zich slechts eventueel na overleg met de wederpartij en, indien dat niet tot een oplossing heeft geleid, na overleg met de deken ontheven achten. Het Hof van Discipline suggereert in deze uitspraak dat de aangeklaagde advocaat, ‘bijvoorbeeld door in rechte een daarop gericht incident op te werpen’, voorafgaande toestemming van de rechter had kunnen verkrijgen. Kennelijk doelt het hof hier op artikel 22 Rv. De vraag is echter of de in het kader van de mediation afgesproken vertrouwelijkheid niet per definitie een gewichtige reden als bedoeld in die bepaling oplevert.

Download artikel als PDF

Advertentie