Advocaten moeten zelf toezicht houden op de beroepsgroep. Dat zegt hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam Britta Böhler.

Volgens Böhler is er met de derde nota van wijziging met betrekking tot het toezicht op de advocatuur fundamenteel niets veranderd. ‘Teeven heeft gewijzigd dat er één advocaat in het College van Toezicht kán komen. Maar er wordt niet geschreven dat de advocaat er daadwerkelijk in komt. Bovendien moet die advocaat ook in de Hoge Raad zitten, wat de keuze beperkt. En met één advocaat in het college is de advocatuur in een minderheid vertegenwoordigd.’

De bezwaren van Böhler, dat de leden van het College van Toezicht door de Staat worden benoemd en er een probleem is met de advocatuurlijke geheimhoudingsverplichting, komen overeen met die van de Orde. Maar daar waar de Orde streeft naar systeemtoezicht, waarbij er toezicht wordt gehouden door een partij die onafhankelijk is van de advocatuur en de overheid, ziet Böhler dat anders.

‘Het zou een compromis kunnen zijn, maar mijn uitgangspunt is dat advocaten zelf toezicht moeten houden. Zelfregulering is een randvoorwaarde voor een onafhankelijke advocatuur. De deskundigheid is dan gewaarborgd, want de beroepsethiek kun je alleen goed beoordelen als je zelf in het beroep hebt gezeten.’

Hoogleraar Britta Böhler doet momenteel een vijfjarig onderzoek naar de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid, van de advocatuur.

Hedy Jak

Advertentie