Volgens de architecten heeft het nieuwe Gerechtshof Amsterdam ‘een vriendelijke, duurzame en tegelijkertijd representatieve uitstraling’ gekregen. Representatief. Na 180 jaar Prinsengracht was het hof daar kennelijk aan toe.
Natuurlijk is daar de luxe jachthaven waar president Herman van der Meer
’s ochtends zijn teakhouten sloep kan aanleggen. Maar met representatief bedoelt de architect vooral de orgie van Italiaans marmer waarmee elke meter van de publieke ruimte is gevuld.
Mijn cliënten deinsden vorige week geschokt terug in de entree van marmer en spiegels. ‘Een Noord-Koreaans mausoleum,’ fluisterde iemand. Ik zag vooral een reusachtige badkamer, waar de raadsheren elk moment tevoorschijn konden springen, gekleed in een klein handdoekje. Een prima plek om de staatsgevaarlijke Dries van A. en Ruud L. te vervolgen voor het verklappen van de massavernietigingswapens.
Een sublieme locatie ook voor het Laatste Oordeel. De eschatologische visioenen die het interieur oproept, zal ik hier maar niet beschrijven. Mocht de Italiaanse oud-president Silvio Berlusconi in appèl gaan forumshoppen, dan maakt Amsterdam in elk geval een reële kans.
Om cliënten enigszins op hun gemak te stellen, bood ik ze een kop koffie aan. De koffiecorner ter grootte van een gemiddelde garderobe bleek weggestopt onder de roltrap. Waar je een representatieve Italiaanse espressomachine zou verwachten, staat een grote stalen tank slappe filterkoffie, die kennelijk is overgenomen uit een failliete hockeykantine. Hier viel het hof door de mand. We zien hoe een 165 miljoen euro kostend gebouw, waarvan de aanbesteding dateert van vér voor de kredietcrisis, reeds bij de opening door neergang is aangetast.
Boven aangekomen, bleek deze observatie juist. In de hal van de zittingszalen rijzen grote marmeren sarcofagen uit de vloer die dienen als zitmeubel. De hoekige stenen kolossen zijn omwikkeld met rood-wit geblokte tape, waarmee normaliter een locus delicti pleegt te worden afgezet. De bode legde uit waarom. Bezoekers die moeite hebben door al het marmer enig perspectief te zien, stoten hun schenen tegen de harde rand. Representatief voor de hoekigheid van het recht. Een waarschuwing ook: ‘Dan had je maar niet in appèl moeten gaan.’
Hoe zit het eigenlijk met die ‘vriendelijke uitstraling’? Vriendelijk, dat zijn de bodes. Op hen had de architect gelukkig geen vat. Het was een troost hen terug te zien. Ze hadden briefjes opgehangen bij de entree om ingang en de uitgang van elkaar te kunnen onderscheiden. En toen het publiek na de zitting met pijnlijk zitvlees naar buiten kwam, raadde de bode meelevend aan de volgende keer een kussentje mee te nemen. Of een handdoek.